Detroit Institute of Arts

Detroit (USA)



●  Tijdelijke expositie autodesign
●  Twaalf sprekende voorbeelden
●  Spraakmakende conceptcars 
●  Muurschildering Diego Rivera    


mei 2022
 

  


Een onverwacht extraatje  
 

Tijdens een kleine week Detroit met veel aandacht voor de autogeschiedenis, ruimen we een halve dag in voor een heel ander onderwerp. Het Detroit Institute of Arts (DIA) is een fantastisch mooi kunstmuseum. Tijdens het vorige bezoek waren we zo onder de indruk dat we graag op herhaling gaan, niet wetend dat er ook een tijdelijke expositie is over ontwikkeling van de vormgeving van de auto tussen 1950 en 2020. Onverwacht is er dus een extraatje, met enkele spraakmakende modellen.
 

De overdekte binnenplaats van het DIA met de fresco's van Rivera (foto: website DIA).


Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw, impressionistische en expressionistische schilderkunst, het wereldberoemde Meissen- porselein, kunstzinnige gebruiksvoorwerpen: het DIA bevat een kunstcollectie van wereldformaat. Niet veel mensen weten dat het in belangrijkheid het zesde kunstmuseum van de Verenigde Staten is. Een deel van collectie is ooit opgebouwd door de autobaronnen in de tijd dat de stad nog welvarend was. Voor autohistorici zijn bovendien de fresco’s van Diego Rivera op de overdekte binnenplaats van betekenis. Ze geven een impressie van het werk in de autofabrieken van honderd jaar geleden. Opdrachtgever was de kunstcommissie onder voorzitterschap van Edsel Ford. Het kunstwerk moest de industriële kracht van Detroit verbeelden. De kunstenaar schuwde echter niet forse maatschappelijke kritiek in de afbeeldingen te verwerken. Rivera had uit eigener beweging controversiële elementen opgenomen: een bevoogdende Henry Ford, gegoede burgers die neerkeken op het werk van de arbeiders in de fabriek, een protest tegen het gebruik van kennis en wetenschap voor de wapenindustrie, een verwijzing naar de gekidnapte en overleden zoon van Charles Lindbergh, de opkomende vakbonden en niet in de laatste plaats het zware werk in de fabrieken als vorm van moderne slavernij. Het geheel was omrand met stijlelementen die eerdere kunstenaars toepasten in kerken. Na de onthulling stak er een storm van protest in de stad op. Het had niet veel gescheeld of de roep om het werk met witte verf over te schilderen, was gehonoreerd. Het is aan de vrijdenkende Edsel Ford te danken dat we er nu nog naar kunnen kijken. Wat vorm, compositie, detaillering en kleurgebruik aangaat, is het kunstwerk uniek in zijn soort.
 

Allerlei vormen van kunst op indrukwekkende wijze gepresenteerd.  

Van kostbare gebruiksvoorwerpen tot de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw.

Een van de wanden van de overdekte binnenplaats (foto: DIA).

In totaal omvat het kunstwerk 27 panelen. 

Alle zijden van de hal zijn beschilderd, met veel oog voor detail.

Met grote nauwkeurigheid schilderde Rivera het werk in de fabriek.

In de figuren zijn bekende mensen uit de autowereld van die tijd te herkennen.

Het zware fabriekswerk was één van de kritiekthema's.

Een deel van de hierboven afgebeelde wand. 

Bijna waren de muren overgeschilderd. Gelukkig is dat niet gebeurd.

 

 


COMMUNISME  


Rivera had openlijk duidelijke communistische sympathieën. Na de kritiek bij de onthulling in de jaren dertig, kwam in de jaren vijftig het kunstwerk opnieuw in opspraak. Amerika werd sterk anti-communistisch, onder aanvoering van senator Joseph McCarthy. De leiding van het DIA zag zich in 1952 genoodzaakt een groot bord op te hangen met een tekst die afstand nam van de politieke standpunten van Rivera, maar die de artistieke kwaliteiten van zijn werk onderstreepte. De letterlijke tekst was als volgt:
"Rivera's politics and his publicity seeking are detestable. But let's get the record straight on what he did here. He came from Mexico to Detroit, thought our mass production industries and our technology wonderful and very exciting, painted them as one of the great achievements of the twentieth century. This came after the debunking twenties when our artists and writers found nothing worthwhile in America and worst of all in America was the Middle West.
Rivera saw and painted the significance of Detroit as a world city. If we are proud of this city's achievements, we should be proud of these paintings and not lose our heads over what Rivera is doing in Mexico today."
Wanneer de tekst is weggehaald, is me niet bekend.

 

 


Tijdelijke tentoonstelling
Na het bezoeken van een aantal afdelingen, bestuderen we nog even de plattegrond. Gaan we nog meer bekijken of is het genoeg geweest? Dan valt het oog op een verwijzing naar een tijdelijke tentoonstelling: Detroit Style, Car Design in the Motor City, 1950–2020. Een expositie over vormgeving in de auto-industrie tijdens de laatste zeventig jaar. De tentoonstelling had al lang afgelopen moeten zijn, maar de einddatum is door de coronacrises enkele keren verschoven. Tot 5 juni kunnen bezoekers er nog naar toe. Het was de bedoeling deze ochtend autoloos te blijven, maar deze verleiding is niet te weerstaan. De verwachtingen zijn echter niet hoog gespannen. Vermoedelijk lopen we er snel doorheen omdat er weinig nieuws of bijzonders te zien is voor ervaren automuseumbezoekers.
Het pakt anders uit. Twaalf auto’s zijn het museum binnen gereden om per tijdvak van tien jaar de ontwikkelingen in industriële vormgeving te illustreren, samen met foto’s en illustraties aan de wand. Het zijn geen modellen die lukraak van de straat zijn geplukt, maar zorgvuldig uitgezochte representanten van hun tijd. Ze staan in verschillende zalen opgesteld. Het museum verwoordt de motivatie achter de tentoonstelling zo: 'Detroit designers have always led the way in car design. The futuristic concept cars, roaring muscle cars, and sleek racers designed in and around the city shape our ideas of what a car can be. Working on paper, in clay, and in metal, their ideas drive American car culture and inform the way we get around every day.'
De opstelling, belichting en inrichting zijn smetteloos, net als in de rest van het museum. Om in autostad Detroit het evenwicht goed te bewaren, zijn de voormalige Grote Drie (General Motors, Ford en Chrysler) elk met vier modellen vertegenwoordigd.
 

Bij binnenkomst is meteen duidelijk: de tijdelijke expositie biedt veel moois.

Droomauto's
Het begint al spectaculair met twee droomauto’s en een seriemodel van de jaren vijftig. Hoezo, snel doorheen lopen? Dit schreeuwt om uitgebreide aandacht. Uit de historische collectie van General Motors komt de LeSabre. In 1951 werd die aan het publiek getoond. Nooit eerder zagen we de auto in het echt. Allerlei elementen uit de (militaire) luchtvaartwereld zijn in het ontwerp opgenomen. De achterkant zou van een straaljager kunnen zijn. De voorbumper verwijst naar een propeller van een gevechtsvliegtuig, vermeldt het informatiebord. De punten duiden op kogels of bommen. De koepel van straaljagers inspireerden de ontwerpers bij het bedenken van de panoramische voorruit. In het midden lijkt een grote luchtinlaat te zitten, maar hier zijn achter een klepje de twee koplampen verborgen, vlak naast elkaar. De staartvinnen maken onderdeel uit van het ontwerp en zouden in de loop van de jaren vijftig de vormgeving van Amerikaanse personenwagens gaan beheersen. Harley Earl, de charismatische, sterk hiërarchische leider van de ontwerpafdeling van General Motors, reed geregeld met de auto door de straten van Detroit en baarde er veel opzien mee. Dat was gratis publiciteit en dat versterkte weer zijn positie binnen de top van het concern.
 

 

Een echte dreamcar, de LeSabre van General Motors.

De koplampen zitten verscholen achter wat een luchtinlaat lijkt.

 

In het ontwerp zijn allerlei elementen vanuit de luchtvaart terug te zien.
 

Futuristisch
Een tweede droomauto is de Cadillac Cyclone van 1959, de laatste concept car die onder regie van Earl ontstond. Opnieuw zijn veel luchtvaartelementen te ontdekken. Niet alleen de vormgeving is futuristisch. In de punten aan de voorzijde is radar ingebouwd die de afstand tot voorgangers meet en ingrijpt als die te klein wordt. Het idee van adaptieve cruise control is dus allesbehalve nieuw. Foto's van andere experimentele auto's van General Motors laten de Firebird III zien. Dat is weinig minder dan een straaljager op wielen. Oppassen bij het optrekken, anders stijgt-ie op. De stilisten van de Amerikaanse industrie pasten een aantal elementen van de droomauto's toe op de seriemodellen. Behalve Harley Earl van GM was Virgil Exner van Chrysler de aanjager van steeds hoger wordende staartvinnen. De Chrysler 300 laat zien wat dat in de praktijk oplevert. Anders dan de twee andere auto's, stond dit model destijds gewoon in de showroom.
 

 

Ook bij de concept car Cadillac Cyclone veel stijlideeën gerelateerd aan de lucht- en ruimtevaart. 

 

In de zwarte punten is radar verwerkt om afstand tot de voorganger te houden.

 

Een straaljagerachtige achterzijde.

 

Een futuristische cockpit achter een panoramische voorruit.

 

De Firebird III staat niet op de tentoonstelling en lijkt op een rijdende straaljager.

 

Ontwerp uit 1952 van Charles Balogh voor een Lincoln. (Foto: DIA)

 

Albert Muller schetste in 1956 een door atoomkracht voortgestuwde Ford. (Foto: DIA)

 

Dave Cummins, leider van de ontwerpafdeling bij Chrysler, zette op 16 oktober 1956 zijn ideeën op papier. 

De uitwerking van het idee van staartvinnen in de praktijk: Chrysler 300C 1957. 
 

Jaren zestig en zeventig
We gaan weer een zaal verder. Het volgende showmodel is de Chevrolet Stingray Racer, die de overgang van de jaren vijftig naar de jaren zestig vertegenwoordigt. De auto is destijds ontwikkeld onder het gezag van Bill Mitchel van General Motors, de opvolger van Earl. Hij was onder de indruk geraakt van de Italiaanse ontwerpen die hij zag tijdens de autoshow van Turijn in 1957. Belangrijke stijlelementen zijn de strakke horizontale lijn op de flanken en de uitstulpingen boven de vier wielen, zoals die ook te zien waren bij de Alfa Romeo Disco Volante. In het latere productiemodel van de Chevrolet Corvette zouden deze, in gematigde vorm, terugkeren. Op eigen gezag zette Mitchell de auto in bij races, totdat GM daar een stokje voor stak. De racer werd omgebouwd tot een tweezitter met volwaardige voorruit, zodat de designbaas hem zelf kon gebruiken. Onder de motorkap ligt een V8.
De getoonde Oldsmobile Tornado is geen prototype of concept car, maar een seriemodel. Een opvallende vormgeving is gekoppeld aan innovatieve techniek. Door de geaccentueerde ronde wielkasten vallen de grote wielen extra op. De wegklapbare koplampen zijn een modetrend van toen. De grote coupé heeft voorwielaandrijving, voor Amerikaanse auto’s een bijzonderheid.
In de jaren zestig werden de sportieve modellen de vaandeldragers van de verschillende merken. Die trend zette zich voort in de jaren zeventig, het tijdvak van de muscle cars of pony cars. Op basis van relatief simpele techniek verschijnen sportief ogende sportsedans. Een sportwagen wordt bereikbaar voor grotere groepen. De Plymouth Barracuda en Ford Mustang zijn kenmerkende voorbeelden hiervan. Vanaf de introductie medio jaren zestig is de Mustang er steeds agressiever uit gaan zien. Geestelijk vader van het succesmodel was Lee Iacocca, de Ford-topman die later door Henry Ford II werd ontslagen en Chrysler uit het financiële moeras wist te trekken.
 

 

Bill Mitchel deed in Turijn ideeën op voor de Stingray Racer.

Bij het ontwerp van de Chevrolet Corvette Sting Ray is goed gekeken naar dit prototype.

 

Sterk geaccentueerde wielkasten kenmerken de Oldsmobile Toronado.

Stijlelement van die tijd: wegklapbare koplampen.

 

Zo vond Roger Hughet dat de Oldsmobile Toronade van na 1968 eruit zou moeten zien. (Foto: DIA)

 

Een Cadillac Eldorado door de ogen van Wayne Kady, gedateerd 1964. (Foto: DIA)

 

Howard Pane van Ford had ideeën voor de Mustang. Ze werden niet opgevolgd. (Foto: DIA)

Muscle cars als de Ford Mustang en Plymouth Barracuda: karakteristieke Amerikaanse auto's van de jaren zeventig.


Jaren tachtig en negentig
We komen in de jaren tachtig, het tijdvak volgend op de oliecrises in het decennium ervoor. Lager verbruik door een geringere luchtweerstand werd een belangrijk thema. Ford ontwikkelde een serie prototypes, waarvan de Probe IV uit 1984 er een is. Die auto staat hier. (Uit de Probe III ontstond in Europa de Ford Sierra). De luchtweerstandscoëfficient is extreem laag: 0,152. Het getal staat trots op de voorbumper. Wat het meest opvalt aan de vormgeving zijn natuurlijk de afgedekte wielen.
Heel wat realistischer wat vorm betreft is de Lamborghini Portofino, een ontwerp uit 1987 van Chrysler-designer Kevin Verduyn en gebouwd bij Coggiola in Turijn. Chrysler was eigenaar geworden van de Italiaanse sportwagenfabrikant en gebruikte onderstel en motor voor het prototype van een nieuwe hogere middenklasser. Het is jammer dat de deuren dicht zijn, want ze draaien naar boven toe open als bij de Lamborghini Countach. Of dat realistisch zou zijn voor een serieauto, is natuurlijk zeer de vraag. Net als bij de Stingray zien we stijlelementen terugkomen bij latere productiemodellen, zoals het zogeheten cab forward-concept, waarbij de basis van de voorruit ver naar voren is geplaatst.
 

 

Ford Probe IV, de voorlaatste uit een serie proefmodellen.

De extreem lage luchtweerstandscoëfficiënt staat op de voorbumper.

De afgesloten wielkasten zijn het opvallendste element.

 

Een ontwerper van Chrysler tekende deze Lamborghini.

 

Jammer dat de vleugeldeuren niet open staan.

Nieuwe eeuw
De nieuwe eeuw dient zich aan. Het laatste tijdvak van deze tijdelijke expositie. In de jaren negentig ontstaat de trend om terug te blikken naar eerdere tijden. Verschillende merken grijpen terug op succesmodellen uit hun historie. Volkswagen presenteerde op de internationale autoshows met een knipoog naar het verleden de New Beetle. Bezoekers waren enthousiast. De auto ging aan het eind van het decennium in productie, met aanvankelijk wachtlijsten op de Amerikaanse markt. Met de Chronos deed Chrysler in 1998 een duit in het retrozakje, met een verwijzing naar het showmodel Chrysler d'Elegance van 1953 en de daaruit voortgekomen 300C. Onder de motorkap lag een V10 met zes liter inhoud. De fusie met Daimler-Benz tot DaimlerChrysler deed de Chronos echter de das om. Onderdeel van de fusieovereenkomst was de afspraak dat de topmodellen uit Stuttgart zouden komen. In sterk aangepaste vorm zou de opvallende grille later terugkomen bij de stoere 300C.
Ford grijpt in het nieuwe millennium ook terug op glorievolle eerdere jaren. De legendarische Le Mans-winnaar GT krijgt een opvolger. Het origineel en de nakomeling staan beide in de schijnwerper. Al stilstaand stralen ze snelheid uit. 
Vanuit de laatste zaal staan we weer in een van de hoofdgangen van het uitgebreide museum. De tijdelijke expositie is boeiender dan verwacht. Twaalf auto's slechts, maar ze vertellen een mooi verhaal over ontwerpers en hun ideeën. Met dit onverwachte extraatje sluiten we het bezoek aan het DIA af. Het was weer een genot hier te zijn. Detroit zal altijd bekend blijven staan als de stad van de Amerikaanse auto-industrie, maar heeft bezoekers ook nog wat anders te bieden. DIA verdient een aanbeveling, ook zonder auto’s.

 

 

Terug naar de jaren vijftig: een potentieel nieuw topmodel voor Chrysler.

De fusie met Daimler-Benz verhinderde de serieproductie.

 

Ford versloeg Ferrari destijds op spectaculaire wijze met de GT bij de 24-uursrace van Le Mans.

De nieuwste GT verwijst naar het model van destijds.

 

 

 

  Bekijk ook:

 

 

Onderweg in Amerika   
 
Vijf weken toeren door de Verenigde Staten
levert talloze ontmoetingen op met
bijzondere auto's. Een impressie.
 
 
mei en juni 2022