GM Heritage Center
en General Motors hoofdkantoor


Sterling Heights / Detroit (USA)



●  Bewaarplaats historische modellen
●  Geen museum
●  Spraakmakende typen 
●  Concept cars
●  Huidig aanbod: SUV's en pick-ups


mei 2022
 

  


Schatkamer van de voormalige wereldleider 
 

Decennia lang was General Motors de grootste autofabrikant ter wereld. Het concern bood onderdak aan uiteenlopende merken en was de onbetwiste wereldleider. Miljoenen auto’s liepen van de band. Het huidige bedrijf is aanzienlijk kleiner, maar houdt de geschiedenis in ere. De collectie historische en bijzondere modellen telt enkele honderden auto’s. Ze worden ingezet voor promotiedoeleinden. Een echt museum heeft GM niet. Wel een Heritage Center, met archieven en een hal waar zo’n 150 auto’s van de collectie staan opgesteld.
 


Veel last van een jetlag hebben we niet, hoewel in de dag van gisteren 30 uren zaten. Het toestel van Delta landde in de middag op Detroit Airport, terwijl we diezelfde middag uit Amsterdam waren vertrokken. Volgens de Nederlandse klok gingen we om half vijf ‘s nachts naar bed en is het nu tien over half vier in de middag. Maar het is tien over half tien in de ochtend. We staan voor de deur van nummer 6400 Center Drive in Sterling Heights, voor een zakelijk uitziend, vierkant bakstenen gebouw op een bedrijventerrein in een voorstad ten noorden van Detroit. Alleen een bescheiden bord in het gazon geeft aan dat we op het goede adres zijn aangekomen. De deur is nog op slot. We zijn ook rijkelijk vroeg voor een afspraak om tien uur, maar wilden zeker niet te laat komen. Door het donkere glas is een oude Buick te zien, maar verder duidt niets erop dat binnen vele tientallen bijzondere auto’s staan. We bellen aan. Het blijft minuten lang stil. Dan doet Emily open en begroet ons enthousiast. Met haar hebben we e-mailcontact gehad. 'De twee gasten uit Nederland, toch?', vraagt ze. Ja, dat zijn wij. Geluksvogels, want GM’s collectie historische voertuigen is niet toegankelijk voor individuele gasten. Het is een buitenkansje te kunnen aansluiten bij een groep jonge werknemers van het bedrijf die de mogelijkheid krijgen zich wat te verdiepen in de historie van hun werkgever. Zo’n unieke kans laat je niet schieten, zelfs als je gewoonlijk de eerste dag van je vakantie gebruikt om op adem te komen en je aan te passen aan de nieuwe tijd en omgeving.
 

De schatkamer is een onopvallend, bakstenen gebouw op een bedrijventerrein.

Door de ruiten hadden we de Buick al zien staan.

Achterstand
Vanaf ons tijdelijke adres in Dearborn was het een goed half uur rijden. De gehuurde Toyota Camry veert soepel en dat heb je hier wel nodig. De eerste hernieuwde kennismaking met Amerika is in zekere zin schokkend. Dat het land een grote achterstand heeft bij het wegonderhoud is bekend. Dat het zó erg was in Michigan wisten we niet. Het is duidelijk dat herstel jaren zal vergen. De fluorescerend oranjegekleurde borden met Detour zullen het straatbeeld voorlopig wel bepalen. Om op het bedrijventerrein te komen vanaf de doorgaande weg, moet je eerst een stukje rijden over een kiezelpad waar ooit een weg was en in de toekomst weer zal komen. 
Emily legt in het kort de opzet van het centrum uit. Achterin zijn kantoren en is het gigantisch archief ondergebracht. Het is er nu stil. Door de openstaande deuren zien we verlaten werkplekken. Ook in Amerika is het thuiswerken afgelopen tijd regel geworden. De coronaregels zijn onlangs weer aangescherpt. Een mondkapje dragen is dan ook verplicht. Het grootste deel van het gebouw bestaat uit een grote hal waar de verzameling is opgeslagen. We worden uitgenodigd de schatkamer binnen te gaan. Ook hier is het rustig. Onze gastvrouw geeft kort de gebruiksaanwijzing voor het bezoek aan. Die is even ruimhartig als eenvoudig: ga je gang, trek je niets aan van de groep die zo meteen komt, kijk zo lang je wilt en foto’s maken is geen bezwaar. Alleen nergens aankomen, maar dat is uiteraard een vanzelfsprekendheid.
 

Belangrijk deel van het Heritage Center is een grote hal waar de collectie staat opgesteld.

Nog voor tien uur staan we binnen en hebben de vrijheid rustig rond te kijken.

Een vanzelfsprekende boodschap.

 

 

Opslagruimte
Het Heritage Center is nadrukkelijk geen museum. Het vertelt niets over de historie van General Motors. Het is in feite een opslagruimte. De auto’s uit de concerncollectie worden gebruikt voor promotiedoeleinden bij shows, autobeurzen en soms uitgeleend aan musea. Het woord opslagruimte kan echter een verkeerde indruk wekken. Modellen staan keurig geordend op merk en zijn chronologisch gerangschikt. Bij vrijwel iedere auto staat een bord met achtergrondinformatie. Daaruit blijkt dat het niet gaat om een willekeurige greep uit de jarenlange productie, maar om een doordachte selectie van bijzondere modellen. Bij iedere auto hoort een verhaal. Dat kan gaan over de eerste jaren, over nieuwe technologieën of bijzondere prestaties op de weg of het circuit. Hoewel een aantal dream cars ontbreekt - kennelijk staan ze ergens anders - likt de liefhebber hier zijn vingers bij af. Er zijn veel experimentele voertuigen en studiemodellen te zien. Die zijn extra interessant; je komt ze hooguit ooit tegen bij een manifestatie.
Van de eerste indruk word je al direct enthousiast. Bij de toegangsdeur staan redelijk recente studiemodellen van Cadillac. Van elke auto is er maar één gemaakt. Vlak daarnaast staan experimentele auto's met vormen van alternatieve aandrijving. In de hoek linksachter zien we een hele serie studiemodellen van sportwagens staan en aan de linkerkant GMC-bedrijfswagens. In het midden van de hal is een grote open ruimte. Het centrum kan worden afgehuurd voor bijeenkomsten en manifestaties. De gasten zitten dan letterlijk temidden van de GM-geschiedenis. Aan de verschillende kanten van die evenementenvloer trekt de historie van Buick, Chevrolet en Oldsmobile aan je voorbij. De collectie beperkt zich tot de Amerikaanse merken en modellen. Er is één uitzondering, de Australische Holden, de tak van GM die tussen 1948 en 2021 bestond.
 

 


GENERAL MOTORS: opkomst, groei, verval en wederopstanding 


Vele tientallen jaren was General Motors de wereldleider binnen de auto-industrie. Als grootste autobedrijf was het in alle werelddelen actief. In 2009 ging de onderneming echter failliet. Amerika was in shock. Er kwam een doorstart, mogelijk gemaakt door president Obama met een ongekend hoge staatssteun. GM ging in afgeslankte vorm verder. Van Oldsmobile en Pontiac was al eerder afscheid genomen. Saab werd verkocht aan de Nederlander Victor Muller (die het Zweedse bedrijf niet kon behoeden voor een bankroet enkele jaren later). In 2017 kwam  de Europese tak, met de merken Opel en Vauxhall, onder de vleugels van PSA (Peugeot). Holden in Australië hield vorig jaar op te bestaan. Van een wereldwijde koppositie is geen sprake meer.
GM werd in 1908 opgericht door William (Bill) Durant, in hetzelfde jaar als Ford zijn model T op de markt bracht. De stabiele groei tot grootmacht is te danken aan Alfred P. Sloan, leider van het concern tussen 1937 en 1956. Hij introduceerde een organisatiemodel dat in vele bedrijfstakken navolging kreeg, met divisies voor de verschillende merken en stafafdelingen voor het geheel. Terwijl Ford vanaf 1908 inzette op een één-model-politiek (het Model T), koos GM vanaf het begin voor een breed aanbod voor alle segmenten van de markt. Chevrolet was het basis-, Cadillac het topmerk.
In de jaren twintig moest Ford in GM zijn meerdere erkennen. De groei tot grootste autobedrijf ging gepaard met een groeiende bureaucratie. Die is in verschillende boeken beschreven, onder meer door de oud-topmannen John DeLorean en Bob Lutz. In plaats van trendsettend, werd het logge bedrijf een volger van ontwikkelingen in techniek en vormgeving.
Onder leiding van de vrouwelijke bestuursvoorzitter Mary Barra verwerft GM zich een nieuwe positie op de automarkt. Afgezien van de verkoop van een enkele Corvette of Cadillac, is GM niet meer actief op de Europese markt.

Zie hier een overzicht van de GM-merken vanaf 1908.

 

 


 

Direct na binnenkomst zien we een serie studiemodellen van Cadilllac.

Links de Coverj, een concept car uit 2009, rechts de CTS uit 2008.

De Elmiraj is een vingeroefening voor een klassieke hardtop-coupé, in 2013 gepresenteerd.

De Ciel is een concept car: een hybride 4 deurs cabriolet uit 2011.

Natuurlijke materialen domineren het interieur.

In 2003 haakte Cadillac aan bij het verleden met een zestiencilinder concept car.

De Australische Holden FC (1959) is de enige niet-Amerikaanse auto in de collectie.

Het merk Holden is in 2021 opgeheven. De fabriek maakte eigen modellen vanaf 1948.

 

Bewondering
De groep jonge werknemers is nog niet gearriveerd. We lopen al rondkijkend door de grote ruimte. Er is overal wat te zien. Onze aanwezigheid roept vragen op bij een medewerker. Twee loslopende personen binnen? Dat is ongebruikelijk. Hij spreekt ons aan. ‘Did Emily let you in?’, vraagt hij verbaasd. We raken in gesprek over ons bezoek, de collectie, eerdere bezoeken aan automusea en het reisplan voor de komende week, waarin de autohistorie centraal staat. 'Wow, dat klinkt uitdagend', zegt hij vol bewondering. Hij vertelt in 2023 naar Europa te willen komen, naar vrienden in Zweden. 'Hoe ver is dat van Nederland?' Hij moet nog een paar jaar werken voor hij met pensioen kan. Net als bij ons is de pensioenleeftijd 66 en een aantal maanden. Vriendelijk moedigt hij ons aan alles goed te bekijken en mochten er vragen zijn, dan zit hij klaar ze te beantwoorden.
Waar te beginnen? Nemen we de historie als vertrekpunt, de merken of simpelweg de opstelling? De keuze valt op de laatste optie. Dat betekent dat we ons eerst verdiepen in een aantal toekomststudies. In 1966 kwam GM met de Electrovan als idee, een bestelbusje met elektrische aandrijving op basis van brandstofcel-techniek (waterstof). Als vaker in de GM-historie kreeg het experiment geen serieus vervolg. Niettemin verraste het bedrijf in 2002 op de North American International Auto Show met de AUTOnomy, ook aangedreven door waterstof en een eerste vingeroefeningen met autonoom rijden. Toevallig zagen we deze auto wél eerder, tijdens het bezoek aan het Henry Ford Museum in 2010. 
Een onderstel uit 1959 van de Firebird III showt de toenmalige experimenten met aandrijving via een gasturbine. Het idee was, dat de chauffeur de auto niet zou besturen met een traditioneel stuurwiel, maar net als een piloot met stangen. Hier staat alleen het onderstel; de auto als totaliteit zag er ook uit als een rijdende straaljager.

 

Het lijkt een gewoon busje, maar de techniek is allesbehalve gewoon: elektrisch op basis van een brandstofcel.

Toch ook even een blik op het interieur werpen...

Het onderstel van de Firebird III, een experiment met turbine-aandrijving.


De Firebird III ziet eruit als een rijdende straaljager (foto's: GM Heritage Center).

De AUTOnomy combineert moderne aandrijving en autonoom rijden.

Moderne GM-modellen, ingezet om het autonoom rijden uit te testen.


Oldsmobile en Pontiac
Aan de linkerkant van de hal zien we een serie historische Oldsmobiles, het merk dat in 1897 werd opgericht door Ransom E. Olds en vanaf de start in 1908 onderdeel uitmaakte van General Motors. Met steeds teruglopende verkoopresultaten kondigde de GM-leiding in 2000 aan dat het merk zou worden opgeheven. In 2004 liep de allerlaatste Oldsmobile van de band.
Het kan niet anders dan dat de Curved Dash aanwezig is, de eerste in serie gemaakte auto in Amerika. Dat was tussen 1901 en 1907. Maar liefst 19.000 werden ervan gemaakt, een aantal waarvan vele autopioniers in die tijd niet eens durfden dromen. Net als alle andere auto’s van de collectie is het wagentje tot in de puntjes gerestaureerd. Je ziet niet of er een zwaar leven aan vooraf is gegaan. Sommigen vinden dat jammer. Een auto kan maar één keer origineel zijn. Dat is wel zo, maar eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat al die glimmende klassiekers ook wel iets hebben. Alleraardigst is het oude bestelwagentje uit 1904 ernaast.
Niet alle oude Oldsmobiles staan bij elkaar. Achterin staan nog wat latere modellen plus in een hoekje een bijna verweesde Limousine van 1911. Die plek is niet terecht, want dit is een van de monumentaalste auto's uit de beginjaren. Er zijn maar liefst twee treeplanken boven elkaar: een soort trap om te kunnen instappen. De wielen zijn gigantisch: 42 inch, 1,07 meter. In drie jaar tijd zijn er zo'n 700 gemaakt, met een toenmalige stevige prijs tussen 5.000 en 7.000 dollar.
Er staan relatief weinig modellen van Pontiac, maar natuurlijk ontbreekt de GTO niet. Het concept was een idee van John DeLorean: zet de zwaarste motor in het eenvoudigste type en je creëert een personenwagen met de prestaties van een sportwagen. Het klinkt eenvoudig en dat is het ook, maar daarmee gooide hij de zorgvuldige modellenopbouw van GM overhoop. Met succes. Hij wist de zieltogende divisie weer winstgevend te maken.
Een interessante exoot is het Pegasus-project van 1970, een combinatie van delen van de Pontiac Firebird met de techniek van Ferrari. 

 

De Oldsmobile Durved Dash, de eerste in grote aantallen en in serie gemaakte Amerikaanse auto.

Een alleraardigste bestelwagen uit 1904. Oldsmobile was toen nog geen onderdeel van General Motors.

Een gigantische Limousine uit 1911 met dubbele treeplanken.

De wielen zijn maar liefst meer dan een meter hoog.

Een serie Oldsmobiles.

De Oldsmobile Fiesta uit 1953. De panoramische voorruit kreeg brede navolging. 

De cabriolet was het duurste type van het merk.

De Pontiac GTO van 1967 wordt door kenners als de aantrekkelijkste van de hele serie gezien.

Een combinatie van Pontiac Firebird en Ferrari-techniek.

Zoals veel auto's hier gaat het om een eenmalige unieke creatie.
 

Museumstukken
We zijn inmiddels bij de afdeling speciale sportwagens aangekomen, linksachter in de grote hal, gezien vanaf de ingang. Eenmalige studiemodellen zijn hier geen uitzondering maar regel. Er is geen enkele auto die je gewoon op straat zou hebben kunnen tegenkomen. Museumstukken dus, al is het geen museum. Doordat er geen hekken of touwen zijn, kun je alles van heel dichtbij bekijken. Wat een feest op de eerste vakantieochtend.
In een zwarte, open sportwagen van 1963 herkennen we een Chevrolet Corvair. De wielbasis is ingekort. GM-ontwerpbaas Bill Mitchell gaf opdracht voor deze studie, meldt de informatie. Volgens hem was de auto met zijn achterin liggende motor een ideaal uitgangsmodel om te experimenteren met vormgeving. Dat heeft geresulteerd in een ultra lage voorruit, een gestroomlijnde hoofdsteun (als bij de Jaguar D-type) en maar liefst zes verchroomde uitlaatpijpen aan de zij-achterkant. Het is niet erg dat dit nooit in een productiemodel is teruggekomen!
Een jaar eerder was de Corvair omgebouwd tot een gestroomlijnde coupé om te bekijken op welke wijze de luchtweerstand zo gering mogelijk gemaakt kon worden. Opnieuw is de uitlaat niet onder, maar aan de zijkant geplaatst. De enorme voorruit zonder stijlen valt meteen op. De auto heeft geen normale deuren. Het gehele dak gaat omhoog. Ook is er geen reguliere motorkap, maar klapt de hele carrosserie open. Foto's van het online archief van het Heritage Center laten zien welk effect dat geeft. Een variatie op hetzelfde thema is een open variant, dit keer in aandachttrekkend rood. Opnieuw is een ingekort onderstel de basis. De stoelen zijn niet verstelbaar; in plaats daarvan kan de berijder de pedalen verstellen.   
 

Een opengewerkte Corvair op een ingekort onderstel.

Zes (!) uitlaatpijpen op een verrassende plaats: niet onder de auto maar aan de zijkant.

Een studie naar de beste aerodynamica op basis van een Corvair.


De auto heeft geen normale deuren en de motorkap beslaat de hele achterzijde (foto's: GM Heritage Center).

In dit model is de Corvair niet meer te herkennen.

De rolbeugel achter de berijder is onderdeel van de veiligheidsvoorzieningen.

Let ook hier op de plaats van de uitlaatpijpen.

Diepzeevissen
Een donkere concept car uit 1969 heeft de naam van een vis: Manta Ray, een doorontwikkeling van de Mako Shark II van enkele jaren eerder. Het verhaal gaat dat Mitchell van diepzeevissen hield en geobsedeerd raakte door de vorm van een rog die zich razendsnel door het water kon voortbewegen.
Voor velen is ongetwijfeld het meest spectaculaire model de Chevrolet Astro I met kunststof koetswerk, waarbij een evenwicht is gezocht tussen aerodynamica en vormgeving. Reken maar dat dit in 1967 een sensatie was. Dat is het nog steeds. Opnieuw moet de halve auto open om te kunnen instappen. De zilveren medaille voor uiterlijk spektakel gaat naar Corvette Indy van 1986. Stijlelementen vind je terug bij supercars van vele jaren later.
Daartussenin zien we modellen gebaseerd op de Corvette, met de bedoeling te kijken of de sportwagen nóg aantrekkelijk gemaakt kon worden. Eén van de auto's heeft een metalen koetswerk, wat voor een Corvette uitzonderlijk is. De wagen is een gemeenschappelijke ontwikkeling van GM en aluminiumfabrikant Reynolds.

 

Via diepzeeduiken kwam designbaas Mitchell op het idee van deze sportwagen.

In 1967 een sensatie en eigenlijk is de vorm nog steeds futuristisch.

Opnieuw moet een halve carrosserie open om te kunnen instappen (foto's: GM Heritage Center).

De Corvette inspireerde tot nóg uitdagender koetswerken. Links de XP 898, rechts de Aerovette, beide uit 1973.

Hele verschillende achterzijdes, in beide gevallen om de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden.

Een experimentele Corvette met een aluminium carrosserie, ontwikkeld in samenspraak met Reynolds.

Al in 1986 ontwierpen de mensen van GM deze supercar op basis van de Corvette.
 

Chevrolet
Van de eenmalige studiemodellen gaan we naar de andere hoek waar historische modellen van Chevrolet staan opgesteld. Dat merk behoort sinds 1916 tot General Motors en heeft vele reorganisaties en afslankingen overleefd. Het gaat om gewone productiemodellen vergeleken bij wat we net zagen. Maar gewoon is ook hier een relatief begrip. Binnen GM is Chevrolet altijd het volumemerk met een no nonsens-benadering geweest, misschien op de Corvette na. Wie evenwel zo'n 1958-er Impala Convertible ziet of de El Camino van een jaar later daarnaast, moet toch glimlachen bij die term. In beide gevallen moet je niet alleen naar de voorkant kijken, maar er juist omheen lopen. Dat kan hier gelukkig. De achterkant is de feestkant, of je het nou mooi of lelijk vindt. Hier hebben zowel de vormgevers als de matrijzenmakers al hun creativiteit ingezet. De uit 1957 stammende Bel Air Convertible is er één van de 47.000 die gemaakt zijn. In dit geval in de assemblagefabriek van GM in Los Angeles. Maar weinig afgeleverde modellen zullen voorzien zijn geweest van zoveel accessoires en extra's. Dat heeft gezorgd voor een hoge waardering van dit exemplaar bij een beoordeling door de Antique Automobile Club of America, meldt het informatiebord trots.  

 

Chevrolets uit 1932 en 1925 (links) en een zogeheten Depot Hack uit 1928. 

Advertentie uit vroeger tijden. In 1927 verkocht Chevrolet voor het eerst meer auto's dan rivaal Ford.

Min of meer alledaagse Chevrolet-modellen, met de compacte Nova SS uit 1963 vooraan.

De voorkant is relatief gezien nog niet eens zo opzienbarend.

De aandacht van de vormgevers ging vooral uit naar de achterkant. Een Impala van 1958.

Als pick-up nam de El Camino de (onhandige) vleugels van de sedan over.

De Bel Air Convertible uit 1957 is op zich niet heel exclusief.

Dit exemplaar is echter voorzien van alle mogelijke extra's.
 

Corvair
De typenaam Corvair kwam al enkele malen voorbij. Hier staat een seriemodel, een fraaie cabriolet van de tweede generatie in prachtig groen met bijpassende lichte bekleding. Uiteraard met de motor achterin, hét kenmerk van het model. Dat die plek geen grote hindernis hoeft te zijn om een pick-up te maken, bewijst een auto uit de rij van bedrijfswagens van het merk. (Volkswagen deed hetzelfde met de Transporter). De Corvair pick-up is van 1962. Met een productie van 4000 stuks kun je niet spreken van een kaskraker.
Amerikaanse fabrikanten en compacte auto's zijn zelden een heel gelukkige combinatie geweest. De Corvair was een matige poging die bovendien sterk te lijden had onder de kritiek op de slechte wegligging. Met de Vega probeerde Chevrolet het in 1970 opnieuw, nu met meer succes. Het nummerbord is informatief: No. 1 Vega - Built 3:05 pm June 26, 1970, Chevrolet Lordstown, Ohio. Ofwel: hier staat de allereerste productieauto. De Vega kreeg een opvolger in de vorm van een GM-wereldauto, de Chevette die bij ons als Opel Kadett te koop was, in Engeland als Vauxhall Chevette, in Australië als Holden Gemini en in Japan als Isuzu Gemini. De uitrusting die de Amerikanen kregen, zou menige Europeaan jaloers hebben gemaakt. Bij ons waren de standaardmodellen behoorlijk kaal.
Naast de personenwagens verkocht Chevrolet al vroeg ook bedrijfswagens. Hiervan staat een heel rijtje in de hal, net zo verzorgd en als nieuw als alle andere auto's. 
 

Chevrolet Corvair, het vanwege (vermeende) onveiligheid verguisde model met de motor achterin.

Compacts uit de jaren zeventig: de wereldauto Chevette en de Vega.

Chevrolet bestelwagen uit 1933, gebaseerd op een personenwagen.

Bedrijfswagens uit respectievelijk 1936 en 1946.

Schitterend ingericht, zoals de wagen ooit is gebruikt.

Ondanks de motor achterin, wist Chevrolet van de Corvair een pick-up te maken.

Interieur van de Corvair pick-up, met nog een volledig stalen dsahboard.

Alledaagse Amerikaanse bedrijfswagens: een pick-up (Chevrolet C10) en Suburban.

Chevrolet-modellen van rond de eeuwwisseling.


Buick
We lopen verder naar een volgende serie auto’s en komen bij Buick uit. Samen met Oldsmobile is dat het oudste merk van General Motors en tegenwoordig het oudste Amerikaanse automerk. Met de overname van het door David Dunbar Buick in 1899 opgerichte merk startte Bill Durant GM. In de hiërarchie van het concern stond Buick altijd onder Cadillac, maar was duidelijk boven Chevrolet, Pontiac en Oldsmobile gepositioneerd. Een Buick was de luxe variant binnen de hogere middenklasse. Tot op de dag van vandaag heeft het merk alle reorganisaties binnen GM weten te doorstaan, onder meer omdat het een hele goede naam heeft op de Chinese markt. Tachtig procent van de Buicks vinden hun weg naar dat land. In Amerika zelf speelt het merk een ondergeschikte rol. Buick produceert immers geen pick-ups, het in Amerika populairste autotype.
De historische collectie is aanzienlijk, met als oudste model het type C van 1905. Zakenman Durant zat inmiddels bij de onderneming aan het stuur. David Buick was een goede technicus maar slechte koopman. Bij de introductie van de C wist Durant 1100 orders binnen te slepen, veertig keer de jaarlijkse productiecapaciteit. Naast de C staat het model 10 van 1908, een auto van historische betekenis. Door een scherpe prijsstelling wist Durant grote aantallen te verkopen. Dat leverde genoeg geld op om General Motors op te richten.
Fraaie voorbeelden van kenmerkende Buicks zijn de cabriolet op basis van de Buick Special van 1962 en de met namaakhout afgewerkte stationcar van 1976.

 

Buick C van 1905, door de inbreng van Bill Durant een verkoophit.

Het Model 10 is van grote betekenis geweest voor de oprichting van General Motors.

Slechts 13 jaar zit er tussen de modellen van 1938 en 1925, maar wat een verschil.

Een sprong in de tijd naar 1949. De Buick Super Wagon met houten opbouw, een dure en bewerkelijke modetrend.

Buick was de luxe tak van de GM-familie.

De Buick Estate Wagon van 1976 greep terug op een oude traditie, maar het 'hout' was inmiddels van plastic. 

De Buick Riviera uit 1963 met daarnaast de Special Cabriolet van 1962.

De Buick Special was in Amerika een compact car.
 

Las Vegas
Tussen de serieproducten staan een paar studiemodellen. De Silver Arrow III van 1972 is een aangepaste Riviera met onder meer een lagere daklijn, anders gevormde zijruiten en zes koplampen. Mitchell nam de wagen mee naar de Detroit Auto Show om meningen te peilen. De Wildcat uit 1985 is puur een showmodel, gepresenteerd tijdens de autoshow van Las Vegas, een passende omgeving. De Avista is een studie uit 2016. Een fraaie, elegante verschijning met een snufje Jaguar en een scheutje Tesla. Geen onnodige plooien in het metaal, geen opsmuk en met evenwichtige verhoudingen. Die had zo in productie mogen gaan, zouden we zeggen. De marketeers en directie dachten er kennelijk anders over. Misschien veel te weinig bling-bling voor de Chinezen.
Achter in de zaal staat nog een opvallende Buick Electra coupé uit 1959 met modieuze staartvinnen. Erachter, tegen de wand van de hal, staan twee gigantische letters G en M. Ze stonden vroeger op het dak van het voormalige hoofdkantoor van General Motors in Detroit.
 

De Buick Electra valt op, maar ook de gigantische letters van het vroegere hoofdkantoor.

Ook in 1959 was het een opmerkelijke verschijning.

1959 was het jaar dat de staartvinnen of vleugels maximaal waren.

Aanpassingen aan de bestaande Buick Riviera leidden tot dit studiemodel, met onder meer een achterruit uit twee delen.

Ook hier is veel aandacht besteed aan de achterzijde.

Alleen voor de show, deze Buick Wildcat uit 1985, gepresenteerd in Las Vegas.

De middenmotor is nadrukkelijk zichtbaar.

Strak gelijnd, elegant en precies de juiste verhoudingen. Die had zó in productie mogen gaan.

Trekjes van Jaguar en Tesla zijn niet te ontkennen.

Cadillac
We zijn bijna rond, maar hebben vanzelfsprekend oog voor de vaandeldrager van de GM-vloot, Cadillac. Het merk werd in 1902 opgericht door Henry Leland toen Henry Ford na onenigheid de samenwerking opzegde omdat hij geen luxe auto's wilde maken en verkopen, maar auto's voor de massa. Leland had duidelijk andere ideeën. Dat het Model A van Ford en het Model A van Cadillac zoveel op elkaar lijken, is dus geen toeval. Van het allereerste model, nog vóór de A, staat hier een replica.
Slechts zeven jaar heeft het merk - genoemd naar de stichter van de stad Detroit - zelfstandig bestaan. In 1909 werd Cadillac onderdeel van GM. Binnen het concern heeft het wel altijd een zekere eigen positie ingenomen. 
Hoewel groots en meeslepend, laten we de Eldorado Brougham en Biarritz van 1959 even voor wat ze zijn. Die kom je geregeld in andere musea ook tegen. Interessanter is de Le Mans uit 1953, waarmee het merk het land doorreisde als dream car. De auto was speciaal ontwikkeld voor de hoogste baas bij carroserieleverancier Fischer Body, J. Goodman. Hij was een goede vriend van Harley Earl, de eerste en charismatische GM-ontwerpbaas die jarenlang zijn stempel drukte op de vormgeving van GM-modellen en daarmee van de Amerikaanse auto-industrie. Aanvankelijk had de auto enkele koplampen, maar die werden eind jaren vijftig vervangen door modieuze dubbele. Ook de achterzijde werd aangepast.  
 

Replica van de allereerste Cadillac, waarvan er in 1902 drie werden gemaakt.

De Cadillac A lijkt sprekend op de A van Ford. Hij is nog in de tijd van Henry Ford ontwikkeld.

Historische modellen naast elkaar met op de voorgrond de jaren vijftig. 

Replica van de Cadillac die in 1954 tweede werd in de wegrace Carrera Panamericana.

Een dream car uit 1953, gemaakt voor de directeur van Fisher Body en in 1959 aangepast.

De scherpe staartvinnen zijn onderdeel van de aanpassing van het oorspronkelijk model.

Onmiskenbaar een Cadillac zoals velen die zich voorstellen: een Fleetwoord Brougham 1968.

Ook het uiterlijk van de motor is in de loop der tijd veranderd.

De Cadillac Allanté en Seville zijn voorbeelden uit de tweede helft van de jaren tachtig.
 

Karaktervol
Auto's van het eerste uur, van de hoogtijdagen van de extreme vormen, seriemodellen en een eenmalige concepten: de verzameling in de hal van het GM Heritage Center is breed en bijzonder. Het is jammer dat niet meer mensen de auto's kunnen bewonderen, want museaal zijn ze vrijwel stuk voor stuk. En dan hebben we het niet alleen over de exoten en snelle sportwagens, maar ook over alledaagse typen zoals bestelwagens van Chevrolet en modellen uit de koker van bedrijfswagenmerk GMC. Ze zijn even karaktervol. De pick-ups zijn meer dan een auto met laadbak om spullen in te doen. Het zijn rijdende tijdsbeelden. Zeker als ze zo fraai zijn gerestaureerd als de modellen hier. Met kratjes vol namaak groenten en fruit is de beleving van vroeger compleet.
Tussen de gebruikelijke en bekende merken hebben we er nog twee ontdekt die onderdeel uitmaken van de GM-geschiedenis maar alleen ingewijden zullen aanspreken. De bedrijfshistorici zijn ze gelukkig niet vergeten. Tussen 1909 en 1931 was er Oakland, met modellen onder de Pontiac, Oldsmobile en Buick. Uiteindelijk werd het merk samengevoegd met Pontiac. In Canada werd vanaf 1907 de McLaughlin gebouwd, aanvankelijk door een onafhankelijke fabrikant die Buick-onderdelen gebruikte, maar in 1918 overgenomen en verdergegaan als GM of Canada.
 

Ook modellen van het bedrijfswagenmerk GMC behoren tot de collectie. 

GMC Canopy Express uit 1951, het jaar waarin GMC 100.000 bedrijfswagens verkocht.

GMC Suburban Pick-up 1955, het broertje van de sterk gelijkende Chevrolet Cameo.

Een GMC Motorhome uit 1977.

Oakland was eerst een afzonderlijk merk, maar werd later samengevoegd met Pontiac. 

McLaughlin maakte in Canada auto's uit Buick-onderdelen en was de basis voor GM of Canada. 

De zogeheten pacecars van Indianapolis in 1983 en 1984: een Buick en Pontiac.

Het GM Heritage Center verkoopt lichtreclames als merchandising.

Renaissance Center
Met een laatste blik op de Buick in de ontvangstruimte en de illustraties aan de wand nemen we aan het eind van de ochtend afscheid van de schatkamer. Het was een schitterende start van een week waarin meer automusea op het programma staan. We verlaten 'toen'  op weg naar 'nu' en rijden van Sterling Heights naar het centrum van Detroit. De bestemming is het hoofdkantoor van General Motors in het aansprekende Renaissance Center aan de oever van de rivier. Het karakteristieke gebouw is ooit een initiatief geweest van Henry Ford II die het verwaarloosde centrum van de stad vorige eeuw een nieuwe economische impuls wilde geven. Het is ironisch dat nu de grootste concurrent er zijn hoofdkwartier heeft.
Anders dan tijdens ons bezoek twaalf jaar geleden, is het Renaissance Center uitgestorven. Corona is de hoofdschuldige. Het overgrote deel van het kantoorpersoneel werkt thuis. Daardoor zijn de terrasjes in de overdekte wintertuin verlaten, beperken de restaurants zich tot afhaallunches en hebben de reisbureaus en winkels hun deuren gesloten. Het geheel maakt een desolate indruk. 
Op de begane grond bevindt zich een expositieruimte met de huidige modellen van GM, aangevuld met een expositie over elektrisch rijden. Hier staan enkele auto’s uit de historische collectie, waaronder een experimentele elektrische Corvair en een kleine stadsauto. In de hal staat ook de Hy-Wire, een toekomstvisie uit 2003 met computergestuurde besturing en zonder pedalen. Het is een doorontwikkeling van de concept car die we eerder vandaag in het Heritage Center zagen. Om te laten zien dat motor en aggregaten ontbreken, zijn voor- en achterkant transparant.
De gehele presentatie is veelzeggend. Gasten krijgen uitgebreid uitleg over de waarde van elektrisch rijden terwijl GM klanten nog steeds verleidt met zware SUV's en pick-ups die een bovengemiddelde aanslag doen op energiebronnen. Want voor Europeanen is zo'n Chevrolet Suburban of Cadillac Escalade als de reus in de Efteling voor kleine kinderen: onrealistisch groot. Tesla mag dan als waardevolste autofabrikant bekend staan, de Amerikaan buiten de grote steden is nog altijd verknocht aan de benzineslurper. Dat is de paradoxale werkelijkheid. Tegelijkertijd zijn fabrikanten als GM afhankelijk van de verkoop van die bakbeesten om de transitie mogelijk te maken. Wat hier ook opvalt is het langzaam maar zeker verdwijnen van de sedan. Terwijl Harley Earl destijds jaar na jaar de GM-modellen langer en vooral lager maakte, is hoger (en groter en zwaarder) de trend van deze tijd. 

 

Her en der hangen historische foto's aan de wand.

De Buick Century 1955 is met het overvloedig gebruik van chroom een kind van zijn tijd.

De GM-historie in één beeld samengevat aan de wand van de ontvangstruimte.

Van Sterling Heights rijden we naar GM Global Headquarters in Detroit.

GM-hoofdkantoor in het Renaissance Center.

Op de begane grond is een ruime expositieruimte ingericht.

Centraal staat het huidige modellenaanbod van Chevrolet, Buick, GMC en Cadillac.

Het is uitgestorven als wij er zijn: geen kantoormedewerkers en ook geen gasten.

Er zijn nauwelijks bezoekers aan wie de man achter de balie informatie kan geven.

Ook bij Buick maken SUV's deel uit van het modelprogramma.

De Chevrolet Suburban was nooit iel, maar is werkelijk obees geworden.

Een compacte Cadillac, de XT4 met een bescheiden twee liter motor.

De Cadillac Escalade heeft een 6,2 liter V8 of een 3,0 liter diesel onder de imposante motorkap.

Naast SUV's zijn pick-ups in Amerika veelverkocht.

Het front van de GMC moet kracht en macht uitstralen.

Ook bedrijfswagenmerk GMC levert (grote) SUV's.

Sedans zijn duidelijk bezig aan een aftocht. Deze Cadillacs staan in de showroom aan de achterkant van het gebouw.

Een elektrische Chevrolet Corvair laat zien dat experimenten met elektrisch rijden al oud zijn.

Een experimenteel elektrisch stadsautootje uit 1969.


Om in te stappen moet je de voorkant en de kap wegklappen (foto's: GM Heritage Center).

Het thema elektrische stadsauto werd na tientallen jaren weer opgepakt.

Een blik op de toekomst: elektrisch rijden of zonne-energie?

De Buick moet laten zien dat ook GM serieus werk wil maken van de omslag.

Een toekomststudie uit 2003 in de expositieruimte.

Doordat de motor voorin ontbreekt, kan het front van glas zijn.

Ook de achterkant is grotendeels van glas. Mooi voor de show, maar natuurlijk niet realistisch.


Fisher Building 
Om het historisch plaatje helemaal compleet te maken, rijden we een paar dagen later naar het voormalige, vijftien etages tellende hoofdkantoor van General Motors aan de West Grand Boulevard in Detroit. Het werd in 1923 in gebruik genomen en in 2001 verruild voor het Renaissance Center. Bill Durant nam het initiatief voor het prestigieuze en pompeuze gebouw; Albert Kahn was de architect. Op de gevel is nog ergens een 'D' aangebracht, maar bij de ingebruikneming was Durant al van het toneel verdwenen.
De hal bij de ingang maakte bezoekers destijds direct duidelijk: je bent hier bij General Motors, heer en meester op het wereldtoneel. Dat is verleden tijd, maar de ruimte is nog altijd indrukwekkend. Het marmer en de versierde ornamenten zouden in een paleis niet misstaan. De woorden ingetogen en bescheiden stonden niet in de woordenboeken van de toenmalige leiders. 
Dat het nóg luxer kon, bewijst het vroegere hoofdkantoor van Fischer Body, belangrijke toeleverancier aan GM. Dat gebouw staat aan de overkant van de straat en is met een ondergrondse tunnel verbonden. Beide gebouwen zijn slechts gedeeltelijk voor publiek toegankelijk. Maar dat kleine deel zegt meer dan genoeg over de status van de Amerikaanse auto-industrie in de hoogtijdagen. Tijden veranderen. Wat was, is niet meer. Dat maakt een reis door vervlogen tijden juist zo'n boeiende tijdsbesteding, zeker als je ook nog de schatkamer kunt bezoeken. 

 

Het voormalige GM-hoofdkantoor. Inzet: archieffoto uit 1981 met de letters op het dak. 

De hal van het voormalige GM-hoofdkantoor. Aan luxe geen gebrek.

Dat het nog luxer kan, bewijst de hal van Fisher Building, aan de overkant van de weg. 

Kosten noch moeite werden door de Fisher-broers gespaard. Het is nu een duur winkelcentrum.

Het plafond van het gebouw is een waar kunstwerk.

Een tijdsbeeld: overdreven rijkdom uit de tijd dat Detroit het voor het zeggen had. 


 

  Bekijk ook:

 

 

Onderweg in Amerika   
 
Vijf weken toeren door de Verenigde Staten
levert talloze ontmoetingen op met
bijzondere auto's. Een impressie.
 
 
mei en juni 2022

 

Fluwelen handschoen met ijzeren vuist

  Biografie over Mary Barra, de CEO
van General Motors: de eerste vrouw
aan de top van een autoconcern.

december 2016


 

 

Een ontluisterend kijkje in de keuken 

Bespreking van 'Car Guys vs Bean Counters'
over de crisis bij General Motors, geschreven
door oud-topman en auto-icoon Bob Lutz.
 
september 2011
 

 

 

De lange weg naar beneden
 
 Bespreking van een boek dat een schets geeft
van de oorzaken van het faillissement van
General Motors in 2009.
 
 
januari 2011 - laatste aanvulling februari 2011