Henry
Ford Museum
& Greenfield
Village
Dearborn, Michigan (USA)
●
Amerikaanse transportgeschiedenis
●
Eerste Ford en
15-miljoenste T-Ford
●
Presidentiële auto's
●
Dymaxion-huis
●
Enkele eenmalige creaties
mei 2022
Geschiedenisles zoals Henry het wilde
Het Henry Ford Museum in Dearborn presenteert zich
als het Museum van Amerikaanse innovatie. Ontwikkelingen in de techniek gaven de samenleving
vorm en doen dat nog steeds. De auto is daarbij een mooie spiegel van de
vooruitgang. In het naastgelegen openluchtmuseum Greenfield Village draait het
daarentegen juist helemaal om het verleden. Daar lijkt de ontwikkeling te hebben
stilgestaan. We maken na twaalf jaar opnieuw kennis met beide erfenissen van Henry Ford.
 |
Vanaf het begin, bijna negentig jaar
geleden, zijn autoliefhebbers nooit de belangrijkste doelgroep geweest van beide
musea. Misschien wel integendeel. Henry Ford wilde jongeren interesseren
voor de techniek en het grote publiek
laten kennismaken met het land uit zijn jeugdjaren. Hij wilde hen tegelijkertijd
laten ervaren hoe belangrijk innovatie is voor de vooruitgang. Zijn musea
moesten bovendien een eerbetoon zijn aan mensen die hij bewonderde, met Thomas Edison op de allereerste plaats.
Ford noemde zijn initiatief dan ook ‘The Edison Institute of Technology’.
De eerste jaren lag de nadruk op educatie van jongeren, pas enkele jaren na de
opening werden de musea geopend voor een groot publiek.
Voor zijn overdekte museum liet Ford spullen uit het alledaagse leven verzamelen
en in het openluchtmuseum bracht hij gebouwen bijeen die de historie markeerden.
Tegelijkertijd was Henry Ford zelf onderdeel van de Amerikaanse geschiedenis. Hij
veranderde de samenleving door de auto bereikbaar te maken voor grote groepen
mensen.
De relatie tussen de autohistorie en de samenleving is het centrale
thema van de afdeling vervoer van het Henry Ford Museum, voor ons de voornaamste
reden om hiernaartoe te komen. Het museum besteedt echter ook aandacht aan hele
andere thema’s, zoals democratie en samenleving, mensenrechten, de ontwikkeling
van de industriële landbouw en het dagelijks huishouden door de jaren heen.
Ongeveer een derde van het museumoppervlak is ingeruimd voor de autohistorie. Het
is dus nadrukkelijk geen Ford-automuseum, al hebben beroemde auto’s van het merk
er wel een plaats gekregen. Maar ook vele andere.
 |
Ingang van het museum,
een kopie van het gebouw in Philadelphia waar de onafhankelijkheid werd
bekrachtigd.
Luxe gangen, net voorbij de ingang,
leiden naar verschillende conferentiezalen in het complex
De uitstraling van het geheel is
chic. Het museumterrein wordt voortreffelijk onderhouden.

Wegvervoer
In 2010 waren we hier voor de eerste keer. De ervaringen van toen waren reden om
nog eens terug te willen gaan. Vanochtend kochten we gecombineerde
toegangskaartjes voor het Henry Ford Museum, het openluchtmuseum Greenfield Village en een
bezoek aan de Ford-fabriek. We zijn inmiddels terug uit de fabriek en hebben het
openluchtmuseum voor overmorgen op het programma staan.
Het zal niemand verbazen dat de belangstelling in de eerste plaats uitgaat naar
het wegvervoer. Henry Ford mag destijds de autoliefhebber niet in het vizier
hebben gehad, door de jaren heen is een aanzienlijke collectie klassiekers
opgebouwd met een aantal zeer interessante exemplaren. Bijzonder genoeg om er
niet na één keer op te zijn uitgekeken.
De inrichting van de autoafdeling is sinds de vorige keer op de schop gegaan. De thematische aanpak is gebleven. Er is aandacht voor de
algemene ontwikkeling van de auto, voor technische innovaties,
alternatieve aandrijving, veiligheid, de opkomst van het toerisme, reclame,
races en het vestigen van nieuwe snelheidsrecords. Bij elk thema is er
uitgebreide achtergrondinformatie. Educatie en vermaak gaan gelijk op. De auto’s
zijn als het ware de illustratie van het verhaal dat verteld moet worden. In die zin waart de
geest van de oude Henry nog rond.
 |
Zicht op de grote hal bij de ingang.
De autoafdeling omvat circa een
derde van de totale oppervlakte.
Parketvloer
De opstelling mag zijn aangepast, gebleven is de bijzondere, warme parketvloer
door het hele museum. Die straalt tegelijkertijd luxe en gedegenheid uit en is
wars van modernistische invloeden. Sommige dingen zijn tijdloos. Raar is het op
sommige plaatsen wel. Een reusachtige stoomlocomotief of landbouwmachines horen
niet op een parketvloer te staan. Toch kan het hier. Als uiting van de historie
van het pand. Het hele museum heeft iets chics. Het mocht wat kosten van Henry
Ford, aan wie – ten onrechte – wordt toegeschreven dat hij geschiedenis maar
onzin vond. Hij was het alleen niet eens met de manier waarop de jeugd
geschiedenis moest leren, met alle aandacht gericht op vorstenhuizen en jaartallen. Geschiedenis
moest gaan over het leven van de gewone man. En dan het liefst geen verhalen in
boeken, maar tastbare objecten van die historie. Dat hij wel degelijk wat
ophad met belangrijke gebeurtenissen, blijkt uit zijn enthousiasme voor het idee
om de
hoofdingang van het museum een kopie te laten zijn van het gebouw in Philadelphia waar de
onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten was ondertekend. Vrede, vrijheid
en democratie waren voor hem belangrijke thema's.
 |
Een gek gezicht: een zware
locomotief op een parketvloer.
De vloer ligt door de hele hal.
Waardevolle modellen
De autocollectie omvat waardevolle en unieke modellen, al dan niet met een
relatie tot Ford. Kijk maar eens naar de opstelling die de geschiedenis
van de auto in Amerika weergeeft. In twee rijen dik is er een sliert van auto’s
gemaakt die door de zaal loopt. Vooraan staat een stoomauto uit 1865, een Roper.
Het is de oudste Amerikaanse auto die nog bestaat. Om het even in
tijdsperspectief te plaatsen: Henry Ford werd in dat jaar twee! Zijn eerste auto
als probeersel ontstond 31 jaar later. Die Quadricycle staat er vlakbij. De
vorige keer stond het wagentje nog als een kroonjuweel in een afzonderlijke
glazen vitrine. Nu is het onderdeel van de geschiedenis. Een Columbia uit 1901
onderstreept dat elektrisch rijden al vanaf het begin een optie was. De
Oldsmobile Durved Dash is richtinggevend voor de ontwikkeling naar
massafabricage. Een Thomas Flyer is een mooi voorbeeld van een auto die ver af
staat van het ideaal van Ford, een auto voor de gewone burger. De Thomas was groot, luxe en duur.
Slechts weinigen konden zich zo'n auto veroorloven.
De tijdlijn eindigt met
typerende modellen van deze tijd, de pick-up en SUV. De opkomst van de Japanse auto
maakt ook onderdeel uit van de geschiedenis van het wegvervoer in Amerika. Eerst
was het een importproduct, later een model dat in Amerika werd
geproduceerd.
 |
 |
De oudste auto van Amerika (links)
en de eerste in serie gemaakte, de Oldsmobile Curved Dash.
De elektrische Columbia (1901),
gebruikt door uitgever John McLean van de Washington Post.
Henry Fords eerste experimentele
voertuig, de Quadricycle uit 1896.
Eerder stond de wagen achter glas,
nu maakt hij deel uit van de geschiedenislijn.
Een luxe Thomas Flyer (1906) en een
Essex (1924), de eerste geheel gesloten auto.
De Ford T op de voorgrond en een van
de voorgangers, het Model N.
Twee belangrijke naoorlogse auto's
in de VS, de Ford 1949 en Volkswagen Kever.
Compacte auto's van de jaren zestig:
uit de VS zelf de Chevrolet Corvair en uit Japan de Toyota Corona.
In twee rijen presenteert de
historie van de auto zich aan de bezoeker.
Toerisme
De museuminrichters hebben goed nagedacht hoe ze een thema zichtbaar kunnen
maken. Met tenten en vakantiehuisjes is het opkomende toerisme in beeld
gebracht. Door de auto konden mensen andere delen van het land gaan ontdekken en
hun persoonlijke actieradius verveelvoudigen. Holiday Inn werd een begrip als
hotelketen, net als McDonalds als dé representant van de opkomst van het fast
food. De auto-industrie is altijd
verbonden geweest met het groeiend consumentisme. De grote neon-lichtreclame van
de hamburgerketen geeft het tijdsbeeld van de jaren vijftig weer, samen met een
open Chevrolet. De teller van het aantal verkochte hamburgers is blijven steken op 160 miljoen. Dat zijn er
inmiddels vele malen meer. Lamy’s Dinner is een goed alternatief voor een
maaltijd langs de weg. Zo'n origineel restaurant heeft een plek gevonden in het
museum. Een fraai gelijnde Studebaker Champion en nog enkele andere modellen uit
die tijd maken het beeld compleet. En het Volkswagenbusje omgebouwd tot
kampeerauto heeft ook in Amerika de status van icoon gekregen.
 |
Opkomst van het consumentisme en de
fast food-ketens.
Een Chevrolet Bel Air Convertible
(1956) in twee
kleuren en met veel chroom past precies in het tijdsbeeld.
Een Studebaker Champion Starlight
coupé (1951) voor Lamy's
restaurant.
Tenten, huisjes en kamers van motels
illustreren de ontwikkeling en opkomst van het toerisme.
Een Volkswagenbus (1956) en Ford
Thunderbird (1959). Kamperen of toch een motel?
DeSoto Fireflite, een vierdeurs
hardtop met staartvinnen, uit 1957.
Een Checker Taxi Cab (1981) en Dodge
tankauto (1939) geven een mooi sfeerbeeld.
Familie en veiligheid
Even verderop is het thema familievervoer uitgewerkt, van de beginjaren tot aan
de komst van de 'Minivan', de Plymouth Voyager waarmee het Chryslerconcern veel
succes boekte. Hier zijn de auto's duidelijk bij het thema uitgezocht, want ze
hadden ook op een andere plek kunnen staan. Uit de begintijd stamt de Packard Model L uit 1904. De hele
familie kon mee. Maar, vermeldt het informatiebord terecht, de auto was in die
tijd toch vooral een luxeproduct voor de rijken. (Overigens is het wel aardig om te
zien dat in de beginjaren de merken hun modellen vaak simpelweg aanduidden met
een cijfer of een letter.)
Vanaf 1950 werd in Amerika de stationcar populair als gezinsauto. Niet langer
was het een zakelijke auto om mensen te vervoeren van de treinstations naar hun
bestemming. In Europa zou die acceptatie nog even op zich laten wachten.
Verschillende soorten krachtbronnen vormen een ander onderwerp. Voor ons is het
geen nieuws dat stoom-, elektrische en verbrandingsmotoren in het begin met
elkaar wedijverden. De gemiddelde bezoeker zal er mogelijk wel van opkijken. Ook de hybride Woods uit 1916 is weinig verrassend. Een
soortgelijke auto staat in het Louwman Museum. Zelfs de turbineauto van Chrysler
zagen we eerder.
Het thema veiligheid komt aan de orde door de presentatie van de Cornell-Liberty
Safety Car van 1957. Vorige keer stond de auto ergens achteraan, nu is er veel
ruimte voor gemaakt. In 1950 stierven er jaarlijks 35.000 (!) mensen als gevolg
van een auto-ongeluk. Als reactie daarop werd dit rijdend laboratorium
ontwikkeld met vindingen die later in de massaproductie gemeengoed zouden
worden, zoals een inklappende stuurkolom bij een aanrijding, energie-absorberende bumpers, hoofdsteunen en stoelen met veel zijdelingse
steun. Een aantal ideeën heeft het nooit gehaald, zoals stoelen tegen de
rijrichting in, vijf ruitenwissers bij de voorruit en harmonicadeuren. Opvallend zijn de bepaald niet erg veilig
aandoende scherpe ‘vleugels’ aan de achterkant.
 |
Rambler Model L (1904) een auto
waarin een rijke familie zich kon (laten) verplaatsen.
De stationcar krijgt in de jaren
vijftig aanzien als familieauto. Dit is een Plymouth Suburban van 1950.
Een elektrische driewieler, bedacht
en gemaakt in 1896 door Andrew Riker.
Riker maakte eind 19e eeuw een
aantal elektrische bedrijfswagens. Dit wagentje gebruikte hij voor zichzelf.
Een White Model G stoomauto uit
1907. In 1911 schakelde het bedrijf over op benzinemotoren.
Bekende Amerikaanse voorbeelden van
elektrisch vervoer, Comuta Car (1980) en General Motors EV1 (1996-1999).
Links een Wood met hybride
aandrijving, rechts een Chrysler met turbinemotor.
De
Cornell-Liberty
Safety Car van 1957 laat zien hoe je meer veiligheid kunt inbouwen.
Een aantal ideeën werd later
gemeengoed; andere zijn nooit gerealiseerd.
Presidentiële limousines
Sommige dingen zijn in twaalf jaar niet veranderd, zoals de opstelling van vier
presidentiële limousines. De hekken eromheen zijn alleen vervangen door een
glazen afscheiding. Nog altijd zijn de auto's imposant en tegelijkertijd
buitengewoon simpel als je ze vergelijkt met de rijdende bunkers van nu. De
gebruikers vormen met elkaar een indrukwekkende rij namen: Franklin D. Roosevelt,
Harry Truman, Dwight D. Eisenhower, John F. Kennedy. Lyndon B. Johnson, Richard
Nixon, Gerald Ford, Jimmy Carter, Ronald Reagan en George H.W. Bush.
De Lincoln
uit 1939 is de eerste auto die speciaal is gemaakt voor de president. Achterop
staat een waarschuwing voor achteropkomers: Police - Do not Pass.
Voor Truman werd in 1950 een nieuwe auto gebouwd, waarop Eisenhower later de
plexiglazen kap (‘bubble top’) liet monteren. Tot 1960 was dit de reguliere auto
van het Witte Huis. Nog zeven jaar lang werd hij als reserve achter de hand
gehouden. Bizar blijft de Lincoln van begin jaren zestig, de auto waarin op 22
november 1963 John F. Kennedy werd neergeschoten. Na de aanslag in Dallas werd
de (bebloede) bekleding vervangen, de carrosserie bepantserd en kwam er een
bovenkant op. De oorspronkelijk blauwe auto werd zwart overgespoten en nog
jarenlang ingezet. De opvolger kwam in 1972. In deze auto werd Ronald Reagan met
spoedvaart naar het ziekenhuis gebracht na een aanslag. Na tien jaar werd de
auto gemoderniseerd en aangepast aan nieuwe veiligheidseisen. Omdat de oorspronkelijke grille niet meer paste, werd een exemplaar uit 1979
gebruikt. Zijn dergelijke details belangrijk? Welnee. Het zijn niet meer dan
aardige weetjes. Overigens werd Lincoln als presidentsmerk na deze auto ingeruild voor een
Cadillac, ook vandaag de dag het merk van de presidentiële limousine.
 |
Lincoln 1939: de eerste auto die
speciaal voor gebruik door de president werd gemaakt.
Je wordt gewaarschuwd: niet
inhalen!
Gemaakt voor Truman, maar door
Eisenhower voorzien van een afdak boven de achterbank.
'Bubble top' is de bijnaam van deze
limousine.
De auto die betrokken was bij een
van de meest dramatische gebeurtenissen van Amerika in de jaren zestig.
De auto waarin John F. Kennedy
werd vermoord, is later opgeknapt en nog jaren lang gebruikt.
Na de aanslag op Kennedy was het
afgelopen met open presidentiële limousines.
De Lincoln van onder meer Ronald
Reagan.
Tien jaar na ingebruikneming werd de
auto aangepast.
Topstukken
Het valt ons op dat we een aantal topstukken uit de collectie missen.
Vorige keer stonden ze hier in de buurt van de ingang. Het kan toch niet zo zijn
dat ze zijn opgeslagen in het depot? Denk alleen al
aan de Bugatti Royale, één van de zes die ooit zijn gemaakt. In 1958 schonk een
lid van de Raad van Bestuur van General Motors de auto aan het museum. Vandaag
de dag schatten ingewijden de waarde op enkele tientallen miljoenen euro’s.
Zelfs in het museum in Mulhouse met meer dan 100 Bugatti's hebben de twee
Royales een erepodium gekregen. Na enig speurwerk komt de auto, met nog een
aantal andere, alsnog in zicht. Ze zijn wat weggestopt in een hoekje achteraf,
achter de treinenafdeling. Grote locomotieven ontnemen het zicht erop.
De plaats is best merkwaardig. Heel wat musea zouden pronken met hun Duesenberg J, Tucker en Bugatti Royale. Het is alsof het
Louvre de Mona Lisa in een zijzaaltje heeft opgehangen om het werk niet bij een
thema past. De verbindende schakel is de kwalificatie 'overig', want het is een
allegaartje van bijzonderheden. Voor de liefhebber niettemin een hoekje om wat
langer te verblijven. Zo'n Rapid Bus uit 1906 zijn we nog nooit elders
tegengekomen, net zo min als de elektrische Wood vrachtwagen van 1900.
De Warrior uit 1974 was bedoeld als een eenvoudig te maken auto, speciaal voor
ontwikkelingslanden. De Renault 10 vormde de technische basis. Het idee was
misschien goed, maar geen geldschieter zag er brood in.
Wat doet zo'n dertien-in-een-dozijn Honda Accord hiertussen? Het is de
allereerste in de Verenigde Staten geproduceerde Japanse auto. Wel degelijk van
historische betekenis dus.
 |
Bugatti Type 41 Royale, ooit
geschonken aan het museum door een bestuurslid van General Motors.
Duesenberg Model J, de meest
prestigieuze Amerikaanse auto van begin jaren dertig.
Een van de 51 geproduceerde Tuckers,
tegenwoordig al gauw een miljoen of meer waard.
Cord, Lincoln Continental en Edsel:
beroemde modellen uit de Amerikaanse autohistorie.
Een Stevens-Duryea uit 1908 met een
koetswerk dat model staat voor die periode.
Een Rapid-bus (1906), geschikt
voor 'sight seeing' en vervoer van station naar hotel, volgens de makers.
Een Wood elektrische vrachtwagen,
in 1900 gebruikt door het nieuwe fenomeen warenhuizen.
Goedkoop vervoer: Scripps-Booth
(1912). De T-Ford verdrong dergelijke cyclecars in de VS al heel snel.
De Warrior was een idee voor
ontwikkelingslanden. De Honda is de eerste Japanse auto gefabriceerd in Amerika.
Racen
De geschiedenis van de auto is onlosmakelijk verbonden met racen en het
overbruggen van lange afstanden. Zeker in de beginjaren gold ‘Win on Sunday,
sell on Monday’. Geen publiciteit zo effectief als een overwinning bij een van
de races. Henry Ford had dit goed begrepen. De zegetocht met zijn eigen auto
begon in 1901 na een overwinning op een Winton, een uitslag die niemand voor
mogelijk had gehouden. Ford verkocht de auto om ‘m in de jaren dertig terug te
kopen en de verloren gegane carrosserie te laten nabouwen. Er volgden meer
spraakmakende wedstrijden. Enkele van die historische racewagens staan hier,
onder meer de beroemde ‘999’. Van recenter datum zijn twee raketvormige
vierwielers, puur gemaakt om snelheidsrecords te breken.
In 1903 doorkruisten twee mannen met een auto het land van west naar oost, van
San Francisco naar New York City. Die Packard is hier te zien. Het was
overigens niet de allereerste transcontinentale rit. Die werd in hetzelfde jaar
verreden met een Winton. In 2019 zagen we die auto in het museum over de
nationale historie in de hoofdstad Washington.
 |
Henry Ford begreep dat racen goed
was voor de promotie. Hij kocht zijn oude auto terug en liet deze reconstrueren.
De 999 zorgde voor veel positieve
publiciteit voor Ford.
Een chassis, motor en een
stoeltje: heel veel meer was het niet.
Locomobile racer (1906), de eerste
Amerikaanse auto die de Vanderbilt-cup veroverde.
Met deze Packard doorkruisten
moedige mannen in 1903 het land, van west naar oost.
Trotse winnaar van de 24 uur van Le
Mans in 1967, de Ford Mark IV.
Races en rallys vormen een
afzonderlijk thema, met verschillende soorten auto's als illustratie.
Door de jaren heen zijn
pogingen gedaan het snelheidsrecord te verbeteren.
Wienermobile
Het wordt tijd voor de lunch. We gaan op zoek naar een restaurant. Slechts één
is er open. Het grote restaurant is als gevolg van de coronapandemie vooralsnog
gesloten. 'Op zoek' is in dit geval letterlijk te nemen. De plattegrond en een
medewerker moeten eraan te pas komen om de locatie in het grote gebouw te
vinden. We wijken uit naar een eenvoudige zelfbediening. Heel
toepasselijk hebben we zicht op een Wienermobile uit 1952, een rijdende hot dog
ter promotie van deze smakelijkheid.
De auto's hebben we zo langzamerhand wel gezien, met een uit elkaar getrokken
T-Ford als mooi sluitstuk.
We zijn echter niet zo eenkennig dat we de rest van het museum maar overslaan.
Er zijn heel wat andere objecten die de Amerikaanse geschiedenis
verbeelden. Precies zoals Ford het wilde. Indrukwekkend blijft het deel over de
moeizame emancipatie van de vrouw en de volwaardige positie van niet-blanke
Amerikanen. De bus waarin Rosa Parks weigerde op te staan, is meer dan zomaar
een bezienswaardigheid. Het museum wil kennelijk recente ontwikkelingen in de
Amerikaanse samenleving ook tot uitdrukking laten komen, want de opstelling
wordt aangepast. Bezoekers wordt gevraagd ideeën naar voren te brengen over
huidige thema’s in de maatschappij.
 |
Een reclameauto voor hot dogs met op
de achtergrond het restaurant.
Deze presentatie geeft mooi de opzet
van de T-Ford weer.
De auto werd ook in kisten
verscheept voor assemblage elders.
Een Overland, één van de vele andere
Amerikaanse merken als concurrent voor Ford.
Aandacht voor het vrouwenkiesrecht
en de strijd voor rassengelijkheid.
Dymaxion
Een oud maatschappelijk probleem is het gebrek aan goede woningen. Architect en
uitvinder Buckminster Fuller dacht in 1930 een antwoord te hebben gevonden in de
vorm van een geprefabriceerd aluminium woning met de naam Dymaxion, een
samentrekking van de begrippen dynamic, maximum en tension. Het idee was een
soort permanente metalen tent, gemakkelijk overal neer te zetten. Verder dan twee
prototypen is het nooit gekomen. Na de oorlog werden die samen met alle
onderdelen gekocht door investeerder William Graham. Hij maakte er zijn woonhuis
van, waarin hij met zijn familie tussen 1948 en 1970 woonde. In 1990 schonk de
familie het geheel aan het Henry Ford Museum. Meer dan tien jaar was nodig om er
weer iets toonbaars van te maken dat recht doet aan het originele idee. Zouden
we zo’n huis willen hebben? Nou nee. Het idee is misschien beter dan de
praktische uitvoering.
Een prefab aluminium woning. Het
idee was wellicht zo gek nog niet.
Het originele huis is zo goed
mogelijk weer in elkaar gezet.
Keukens
We lopen verder langs grote stoommachines, een serie landbouwvoertuigen en
voorbeelden van keukens uit verschillende perioden. Er staan ook meubels uit
allerlei tijdvakken en in een vitrine is de ontwikkeling van de telefoon te
volgen. Het is van alles een beetje, tot en met de inrichting van kamers. De
puberslaapkamer is in twaalf jaar nog steeds niet opgeruimd. Dat hoeft ook niet;
deze aanblik is van alle
tijd. Hooguit zouden de posters van popsterren een keer vervangen moeten worden
door foto’s van actuele influencers.
Het idee dat zo’n negentig jaar na de opening bezoekers van verre een aantal
uren uittrekken om zich te verdiepen in het Amerikaanse leven in vroeger tijden
zou Henry Ford goed hebben gedaan. Hij zou het ons vast vergeven dat we de afdeling
met de vliegtuigen dit keer overslaan.
Met een laatste blik op de grote hal en imposante gangen pakken we de draad van
het leven in 2022 weer op. Onze gehuurde rode Toyota Camry brengt ons naar het
tijdelijk onderdak in een chique wijk van Dearborn. Morgen is er weer een
vakantiedag. Met een kunst- en automuseum!
 |
Tractoren gaven de ontwikkeling van
de landbouw een stimulans en maakten het werk een stuk lichter.
Aandacht voor grote machines die de
industriële revolutie tonen.
Vier keukens laten de ontwikkeling
zien: links laat 18e eeuw, rechts omstreeks 1840.
Een keuken van 1890 en van 1930.
De ontwikkeling van de telefoon en
meubels door de tijden heen.
Een puberkamer, tamelijk
tijd-ongebonden.
Zo dat weten we dan weer: we zijn
geen deel van het verleden, noch van de toekomst.
Greenfield Village
Twee dagen later zijn we terug, dit keer voor het openluchtmuseum Greenfield
Village. Er zijn geen verrassingen. De opzet en inrichting zijn bekend. Het
voelt vertrouwd, zonder dat de bewondering is verminderd. De T-Fords en
paardentram maken met toeristen een rondje door het park. De stoomlocomotief
laat met veel geluid weten actief te zijn. De technische dienst rijdt rond in
oude A-Fords, onder meer om de paardenpoep van de straat te halen. Alles is goed
onderhouden. De wegen liggen er heel wat beter bij dan buiten het park. Het is
ook opvallend schoon. Er ligt geen papiertje op de grond. Net als bij het Henry
Ford Museum is educatie een belangrijke pijler onder het geheel. Op deze manier
wilde Henry Ford het Amerika van zijn jeugd laten voortbestaan.
Toeristen kunnen een rit maken over
het terrein in een oude T-Ford.
Voor deze attractie worden
verschillende modellen en jaargangen ingezet.
De onderhoudsdienst maakt gebruik
van A-Fords. Een van de taken is het opruimen van de paardenpoep.
Kostuums
Bij de hedendaagse opzet vertellen medewerkers in de
verschillende gebouwen de achtergronden en geschiedenis. Om goed in de sfeer te
komen, dragen ze oude kostuums. Zonder iets te hoeven veranderen, kun je hier
films over het begin van de vorige eeuw opnemen.
Er is één verschil met ons vorige bezoek, toen we er midden in de zomer waren.
Er zijn niet zo veel toeristen. In plaats daarvan staan wel een paar honderd
kinderen bij de ingang. Voor veel scholen blijkt dit een aantrekkelijke
bestemming voor een schoolreisje. Het stoort verder niet. Het openluchtdorpje is
groot genoeg. Een aantal kinderen trekt met opschrijfpapier van gebouw naar
gebouw om vragen te beantwoorden. Anderen zien de huizen en gebouwen meer als
leuk decor voor een dagje pret maken.
Het huis waar Ford groot werd
gebracht.
Ford liet een kapelletje bouwen ter
nagedachtenis aan zijn moeder en schoonmoeder (rechts).
Amerika zag er destijds vast minder
verzorgd uit dan de huizen in het openluchtmuseum suggereren.
Engelse cottages en de werkplaats
van de plaatselijke smid, uit Engeland overgebracht.
 |
 |
Mack Avenue
Het weer is goed. Voor een bezoek aan een openluchtmuseum is dat een zeer
prettige bijkomstigheid. We lopen door Main Street en laten ons meenemen naar het leven
van toen. Maar wel met het niveau van vandaag de dag: goed verzorgde voetpaden en zicht op
voortreffelijk onderhouden bomen, planten en plantsoenen. Zo mooi was Amerika
aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw vast niet.
Net als in veel films is het een blik op het verleden door de ogen van nu.
We gaan niet overal naar binnen, maar kunnen natuurlijk niet achteloos voorbijgaan aan Fords
eerste fabriek aan Mack Avenue. Anders dan veel andere gebouwen op het park is
het niet origineel, maar een verkleinde replica. Binnen wacht een verrassing: de
originele 15 miljoenste en zo ongeveer laatste T-Ford. Je zou verwachten dat
dit historische model een wat prominentere plek zou krijgen dan weggestopt in
een hoek in een van de gebouwen.
Gisteren zagen we in het Piquette Avenue-museum een foto waarop Henry
Ford en zijn zoon Edsel de auto uit de fabriek rijden. Edsel zit stralend achter
het stuur, vader Henry kijkt nors. Hij heeft moeten toegeven dat zijn
geesteskind door de tijd is ingehaald. De 15 miljoenste was aanleiding voor
feest, maar het stopzetten van de productie onvermijdelijk. Ford had zijn
positie als wereldleider verspeeld. Rivaal General Motors was voortaan de nummer
één.
 |
 |
Een oude slagzin van Ford aan de
muur van de fabriek.
Het gebouw van de fabriek aan
Mack Avenue is een verkleinde replica.
In een hoekje: de 15 miljoenste
T-Ford.
De 15 miljoenste sloot een tijdperk
af. Ford sloot de fabriek en kwam daarna met het Model A.
De Ford-fabriek staat temidden van
andere oude gebouwen.
Quadricycle
We doen een stapje verder terug in de tijd en wandelen naar het schuurtje aan
Bagley Avenue waar Ford zijn Quadricycle schiep. De anekdote is vaak opgetekend:
de deur was te smal en Ford hakte de stenen weg om zijn eerste eigen auto in
1896 naar buiten te kunnen rijden. Het gebouwtje dat achter zijn woonhuis stond, is
in 1933 nagebouwd. Het origineel was afgebroken, maar Ford vond nog een paar
stenen, plus twee kozijnen van zijn oude huis dat ook was gesloopt. Die
ramen zijn gebruikt aan de achterzijde van het gebouwtje. De reconstructie lijkt maar beperkt op het
oorspronkelijk bouwwerk. Het wagentje dat binnen staat, is
evenmin origineel. Dat kan ook niet, want die hebben we eergisteren in het
museum zien staan.
Zoals veel gasten, gaan we her en der een gebouw nader bekijken. De keuze is
tamelijk willekeurig. Bij een hoedenwinkel van Mrs. Cohen vertelt een
medewerkster in klederdracht hoe het er vroeger aan toe ging. De eigenaresse
stond er alleen voor en was duidelijk een ondernemend type. Zo iemand waarvoor
Ford wel een zwak had. Bij de fietsenwinkel van de broers Wright zien we waar ze
destijds hun eerste vliegtuig maakten. In delen werd het toestel per trein naar de
locatie gebracht waar de allereerste vlucht van luttele seconden zou
plaatsvinden. Vlak bij de winkel staat hun ouderlijk huis dat Ford vanuit Dayton
Ohio hiernaartoe liet verplaatsen.
In het laboratorium van Edison staan, zo horen we, meer dan 2500
glazen potten en flessen. Zo’n zeventig procent is origineel. Het gebouw en de
inventaris zijn dat voor de helft. Zo is er overal wat te leren. Van de vorige
keer herinneren we ons de anekdote over de vastgespijkerde stoel. Toen Edison
vertrok uit zijn naar het museum overgebrachte laboratorium, gaf Ford de
opdracht dat niemand meer in de stoel mocht gaan zitten en dat die aan de vloer
moest worden vastgemaakt. Bij een renovatie van de vloer in de jaren tachtig is
dat stuk uitgezaagd en behouden gebleven.
 |
De straatnaam verwijst naar het
adres van het huis waar Henry Ford zijn eerste motor ontwikkelde.
Het nagebouwde schuurtje. Rechts een foto
van het afgebroken origineel.
Voor de achterkant werden twee ramen
gebruikt van het vroegere huis van Ford.
Reconstructie van de Quadricycle die
in het schuurtje ontstond.
Het winkeltje van mevrouw Cohen,
toen en nu.
Authentieke producten van vroeger,
alsof de tijd niet verder is gegaan.
Achter hun fietsenwinkel bouwden de
broers Wright het eerste vliegtuig.
Het huis van de familie Wright is
bewaard gebleven en is toegankelijk.
De stoel waarop Edison zat bij de
opening van het museum moest van Ford vastgemaakt worden aan de vloer.
Zo'n 70 procent van de glazen
flessen is origineel. De rest is nauwkeurig nagemaakt, inclusief de
handgeschreven etiketten.
Apple pie
Voor de koffie kunnen we dit keer niet terecht in de Eagle Taverne, het
restaurant waar bij het eten en drinken wordt verteld hoe het er vroeger aan
toeging. De Eagle is nog gesloten. Het is niet duidelijk of het een nasleep van
corona is. Gelukkig serveren de buren wel koffie. Nou ja, serveren… Je koopt bij de
kassa een beker en haalt uit de automaat je koffie. De aangeprezen Dutch apple pie smaakt er
prima bij.
Greenfield Village is een dynamisch openluchtmuseum. In enkele gebouwen
komen oude ambachten tot leven. In een pottenbakkerij verandert klei in vazen en
schalen, al dan niet met de hand beschilderd. Bij de buren wordt getoond hoe
glasblazen in zijn werk gaat. Ware kunstwerken van glas zijn elders in het park
te zien in een museum met voorwerpen uit verschillende eeuwen. Of Henry Ford van
glas hield, weten we niet. Wij wel, in elk geval. Het is een mooie afronding van
deze hernieuwde kennismaking met andere tijden en werelden. Geschiedenislessen
zoals Henry zich die voorstelde.
■
 |
 |
Het emplacement van de stoomtreinen
die door Greenfield Village rijden.
Glazen voorwerpen door de eeuwen
heen in een museum op het terrein.
Demonstraties pottenbakken en
glasblazen.
Standbeeld van Henry Ford bij de
ingang van Greenfield Village.
 |
Onderweg in Amerika
Vijf weken toeren door de
Verenigde Staten
levert talloze ontmoetingen op met
bijzondere auto's. Een impressie.
mei
en juni 2022
|
 |
 |
De
andere erfenis van Henry Ford
Bezoek aan Greenfield
Village en Henry Ford
Museum, beide door Ford zelf opgericht om
het traditionele
Amerika te bewaren.
juli
2010 |
 |
 |
Met een perfecte show ben je
er niet
Verslag van een
bezichtiging van de beroemde
River Rouge-fabriek van Ford in Dearborn, waarbij
het beoogde effect niet helemaal werd bereikt.
mei
2022
|
 |
|