Mullin
Automotive
Museum
Oxnard (USA)
●
Louter Franse auto's
●
Verscheidene Bugatti's
●
DS'en van Chapron
●
Schlumpf reservecollectie
●
Uit meer opgevist wrak
oktober 2018 - aanvulling
augustus 2019
|
Verliefd op Franse vormen
De Amerikaanse autoliefhebber en
-collectioneur Peter Mullin heeft zijn hart verpand aan Franse auto's, in het
bijzonder de exotische merken en de topstukken van de onafhankelijke
koetswerkbouwers. Hij is gek op de vormgeving. Een aantal van die meesterwerken staat in zijn museum in Oxnard aan de
Amerikaanse westkust. Twee keer per maand gaan op
zaterdag de deuren open voor het publiek. Van die mogelijkheid maken we gebruik
om te ervaren hoe een verliefdheid op Franse vormen zijn vertaling kan krijgen
in een expositie.
 |
De website van het Mullin Automotive Museum is in 2018 een kunstwerkje*. De makers
mochten ruimte geven aan hun artistieke gaven. De site is niet alleen creatief
maar ook informatief. Er staat veel
informatie op over de auto’s van de collectie. De navigatie is opgebouwd
vanuit de letters van het woord DREAM. Met veel oog voor stijl en detail
presenteert het museum zich virtueel. Het mocht kennelijk een paar centen
kosten. De uitstraling past bij het hart van Mullins collectie: voitures uit de
topjaren van de Franse auto-industrie. Geen vervoermiddelen maar uitingen van
een levensstijl. Geen allemansvrienden maar karaktervolle technische
hoogstandjes. En alleen voor de welgestelden. De website laat ze zien en
beschrijft ze, met inbegrip van hun achtereenvolgende eigenaren. Foto's tonen de
auto's vanuit verschillende hoeken. Het is een regelrechte uitnodiging om dat
alles eens in het echt te gaan bekijken. Maar let op: de website kan je ook op
het verkeerde been zetten. Als je denkt dat het openingsbeeld een weergave is
van wat je gaat zien, heb je het mis. Het is namelijk een momentopname. Wat er
staat, verandert voortdurend. Niet alle auto’s van de website staan in het
museum en niet alle auto’s in het museum staan op de website. Van één ding kun
je zeker zijn: het zijn vrijwel zeker Franse auto's. Er is een heel kleine kans
dat er een niet-Franse auto tussen staat. Mullin heeft er drie: een Tatra T87,
een Wanderer W25K en een Steyr-Puch Taxi. Die vallen in het niet bij de rest,
waaronder maar liefst dertig Bugatti's.
(* NB. De website is in 2020
aangepast en veel minder bijzonder geworden).
 |
Verwacht niet dat het museum precies
als het openingsbeeld van de website is.
Toegangskaarten
Dat het museum twee keer per maand de deuren opent – tenzij je op een ander
moment een persoonlijke
rondleiding boekt – betekent nog niet dat je zomaar binnenloopt. De
bezoekerscapaciteit is beperkt. Op een toestroom van honderden nieuwsgierigen
zit men niet te wachten. Via internet zijn toegangskaarten te bestellen,
gekoppeld aan datum en tijdstip. Onze rondreis door Amerika is zo gepland
dat een bezichtiging op een zaterdag in het schema past. Op 13
oktober om half twaalf melden we ons aan de deur. Eén uur en drie kwartier geleden zijn we
vertrokken uit Los Angeles, met de ervaring dat het ook in het weekend een
illusie is filevrij deze stad uit te rijden.
In de stoep voor het gebouw - of is het gepaster over trottoir te praten?
- is verlichting aangebracht. In het glas zijn de
beeldmerken van verschillende Franse automerken verwerkt. Mullin is duidelijk
een man van de details, dat is nu al duidelijk, nog voor we binnen zijn. Bij de
deur worden we ontvangen door een geüniformeerde bewaker.
Vriendelijk maar onverbiddelijk maakt hij duidelijk dat rugzakken en tassen niet
zijn toegestaan. Zelfs dames moeten hun tasje in de auto laten of achterlaten
bij de balie. Maar, voegt de man er direct expliciet aan toe, de directie
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies en diefstal. Ach, we zijn er
inmiddels aan gewend. Dit is Amerika, waar iedereen zich indekt tegen een
juridische claim. Hij meldt verder dat fotograferen is toegestaan, mits de
foto's niet worden verkocht. Dat zijn we niet van plan, dus dat komt goed uit.
 |
 |
Aan de buitenkant is het een net,
maar weinig inspirerend gebouw op een bedrijventerrein.
Mullin heeft in de stoepverlichting
de beeldmerken van klassieke Franse merken verwerkt.
Atlantic
Gespannen gaan we naar binnen, met de website in gedachten. In het midden van de zaal verwachten we de Bugatti Atlantic te zien. Weliswaar zijn we een getrouwe kopie al enkele keren
in het ZeitHaus in Wolfsburg tegengekomen, maar namaak heeft toch altijd minder
aantrekkingskracht.
Net als in de kunstwereld gaat er niets boven het origineel, zelfs als je bij
wijze van spreken het verschil niet eens kunt zien. Jammer, maar helaas: de Bugatti staat er niet. Die staat in de opslag. Ook de wens de Voisin C27
Aérosport een keer in het echt te zien – het schaalmodel staat thuis
in de vitrine - blijft onvervuld. In beide gevallen blijft het bij de mooie
plaatjes en omschrijvingen van de website. Teleurgesteld? Hooguit een klein
beetje. Wat hier bij elkaar staat, is
meer dan een compensatie voor dat kleine leed. Je krijgt niet iedere dag de kans
een aantal Bugatti's, Voisins, Delahayes en Chapron-DS'en zo rustig, zo goed
en van zo dichtbij te bekijken. We zijn nauwelijks binnen of het beeld is
helder: het wordt een feest hier rond te lopen. Een tweede indruk: Peter Mullin heeft een
goede smaak en dikke portemonnee.
 |
Het is een feest rond te lopen
tussen de exotische klassiekers.
Het museum is ingericht als een
autosalon.
Ten tijde van ons bezoek is alleen
deze Bugatti Atlantic te zien. Een schaalmodel.
Autosalon
Voor de inrichting van zijn museum heeft Mullin zich laten inspireren door de
grote autosalons. De opstelling is daarvan afgeleid, met verhoogde ronde
podia voor de modellen die extra aandacht behoeven. Het podium in het midden
is extra hoog en draait langzaam rond. Aan het plafond hangen de namen van de automerken
en
de carrosseriebouwers. Op de klassieke salons hadden die immers een eigen stand. De auto's staan zo opgesteld dat ze
het beste uitkomen en van alle kanten te bewonderen zijn. De voorbeeldige
belichting helpt daarbij. Nog minder dan op een echte salon
staan er rond de auto’s hekken of afscheidingen. Vandaar de strenge regels met
tassen. Er zijn natuurlijk wel
verschillen. Anders dan bij de tentoonstellingen mag je hier niet eens lekker
achter het stuur gaan zitten om te voelen hoe dat is. Het deert niet; er zijn
grenzen. Maar ook anders dan bij de shows is er weinig publiek, zodat je
echt alles kunt zien. De bewondering voor het geheel groeit.
Wie eenmaal binnen is, vergeet in een saai rechthoekig gebouw op een keurig
aangelegd maar inspiratieloos
bedrijventerrein te zijn. Alles is tot in de puntjes verzorgd. De auto’s staan erbij
alsof ze voor de gasten zojuist nog extra gepoetst zijn. De meeste lijken nieuw.
Bij een enkele heeft het gebruik zijn sporen nagelaten, maar
niet zodanig dat het totale beeld wordt verstoord. Dit is werkelijk een sublieme
expositie.
 |
Op de voorgrond een aantal Bugatti's.
Mullin heeft er zo'n dertig.
 |
Dwarsdoorsnede
Om twaalf uur is er een mogelijkheid aan te sluiten bij een rondleiding.
Onze gids heet Bill en draagt hier de titel van docent. Hij is goed op de hoogte
van de Franse autohistorie en onthaalt zijn gasten
op mooie anekdotes en interessante details. Hij legt uit dat er steeds
wisselende exposities zijn, vaak rondom een bepaald thema. De huidige opstelling
is een dwarsdoorsnede van Mullins hobby. Dat betekent een scala aan merken en
modellen. Er staan verscheidene auto's van Voisin
- in het Amerikaans zodanig uitgesproken dat je het bijna niet herkent - Bugatti,
Delahaye en Citroën, aangevuld met een enkele Hispano-Suiza, Peugeot, Renault,
Panhard en Talbot.
Bill neemt ons het eerste mee naar de blikvanger op het
draaiend podium: een Voisin C27 uit 1934. De auto heeft een carrosserie van
Figoni, wat op zich bijzonder is. De meeste Voisins werden af fabriek met
koetswerk en al geleverd. Hoe mooi wij de lijnen ook vinden, ze passen niet bij
de strakke functionaliteit die Voisin voorstond. Het is zeer de vraag of de
naamgever dit
ontwerp waardeerde. Hij had weinig op met de carrosseriebouwers die naar zijn
idee te weinig oog hadden voor technische vernieuwing, zoals het gebruik van
lichtmetaal. Figoni bouwde slechts zes keer een auto op een chassis van Voisin.
De auto past hier echter perfect. Mullin houdt van de joyeuze ronde lijnen van
dergelijke ontwerpen. Wij vinden de auto mooi. Bill ook. “Zie je die zwarte
strepen?”, vraagt hij, alsof er een mogelijkheid is ze niet te zien. "Ze zijn er
niet opgeschilderd, ze hebben reliëf. Bedenk wel: de carrosserie is volledig
handwerk. Al die lijnen zijn met de hand in het metaal geklopt zodat ze er
bovenop liggen. De aansluitingen moeten overal perfect kloppen, bij de motorkap,
de zijpanelen en de deuren". Dit is een knap staaltje ambachtelijkheid dat je
vandaag de dag niet meer tegenkomt, concludeert hij met ons.
 |
Een schitterende Voisin, al zal de
naamgever dat niet hebben beaamd.
Let op de zwarte strepen. Ze zijn
niet alleen geschilderd, maar liggen als reliëf op de carrosserie.
Als nieuw
Bill geeft uitleg over de achtergronden van de Voisin-ontwerpen, bekend om hun
innovatieve karakter. Gabriel Voisin was luchtvaartpionier die zich vanaf 1919
ook ging bezighouden met auto’s. Het gebruik van lichte materialen, de
toepassing van een kleppenloze schuivenmotor en de nadruk op rationaliteit zijn
de uitgangspunten voor de fabrikant. Zijn eerste model is de C1. Die staat
hier in het museum. De auto valt enigszins uit de toon. Niet zozeer door de
vormgeving, maar door het feit dat hij er niet ‘als nieuw’ uitziet zoals bijna
alle andere. Bill legt uit dat ook Peter Mullin, gek op smetteloze restauraties,
tegenwoordig geneigd is de trend naar waardering voor originaliteit over te
nemen. Op veilingen zie je steeds vaker dat authentieke auto’s met
gebruikssporen zeker zo geliefd zijn als perfect uitgevoerde (en soms zelfs té
mooie) restauraties. Het verschil tussen beide visies is te zien door de C1 te
vergelijken met de C11 van 1928. Dit is trouwens het eerste model van een nieuwe
generatie met opvallend veel glas. Anders dan
je van een vliegtuigman zou verwachten, is stroomlijn niet het eerste woord dat
in je bovenkomt. Functie gaat boven stijl. Bij de Voisin C28 Clairiere lijkt dat
andersom te zijn. Van dit type bestaan, voor zover bekend, maar twee stuks. De
andere auto staat in het museum in Mulhouse. De auto is afgeleverd in 1936, maar
na de oorlog door Gabriel Voisin teruggekocht en gebruikt als zijn persoonlijk
vervoermiddel. Later verkocht hij de wagen weer, maar in 1998 vond de familie
dat de C28 weer in de moederschoot moest terugkeren. Na aanschaf werd de auto
volledig gerestaureerd.
 |
 |
De C1 (1919) links is het eerste
model van Voisin, rechts de C11 van 1928.
Functionaliteit boven vorm, was het
uitgangspunt van Gabriël Voisin.
Typerend is de verbindingsstang
tussen spatborden en radiator. Het was deels functioneel, deels een
stijlelement.
De C28 werd door de fabrikant jaren
gebruikt als zijn persoonlijke auto.
Voisin probeerde het na de oorlog
met de Biscooter, een basis-vervoermiddel. Het werd geen succes.
Deze Peugeot cabriolet is verre van
perfect, maar Mullin laat 'm zo.
Atalante
Bijna eerbiedig wandelen we naar het volgende kunststuk en komen bij de naam der
namen van de Franse meesterwerken: Bugatti. De Atlantic mag dan ontbreken
vandaag, de Atalante is minstens zo indrukwekkend. Slechts zeventien zijn ervan
gemaakt. Vier zagen we eerder in Mulhouse, één in Portugal en één in Japan. Het
koetswerk van de auto hier is gemaakt door Gangloff op basis van het laatste
57-chassis. Het bouwjaar is 1949, maar het ontwerp overduidelijk vooroorlogs.
Het informatiebordje meldt dat het om een auto uit 1939 gaat. Verwarrend. Met
name de hoog geplaatste ‘losstaande’ koplampen komen ouderwets over. Er zijn
Atalante’s van voor de oorlog waarbij de koplampen zijn opgenomen in de
voorspatborden. Dat dit exemplaar niet is gebaseerd op een laag chassis (en dus
een 57C en geen 57SC is), kun je ook zien aan de vlakke radiator. Doorgaans
hebben de 57SC’s een spitse voorkant.
Op een van de verhoogde ronde showplateaus staat nog een 57C, een Aravis, in dit
geval een cabriolet. Opnieuw heeft Gangloff zich gebogen over het uiterlijk, met
inachtneming van typische Bugatti-stijlelementen, zoals de twee kleuren en de
sierlijke heuplijn. Bij de restauratie liet Mullin zich adviseren en helpen door
de vroegere eigenaar van de auto.
Een derde Bugatti, met Nederlands kenteken, plaatst ons voor raadselen. Volgens
de RDW hoort het kenteken bij een 57C, maar op de museumsite staat de auto – nog
in het wit in plaats van groen – aangemerkt als een 50S. Mullin zegt de auto
zeven jaar geleden van een Nederlander te hebben gekocht, maar volgens de
autoriteiten is de wagen pas vijf jaar geleden uitgevoerd. Wie het weet mag het
zeggen.
 |
Van de Bugatti 57C Atalante werd een
beperkt aantal van 17 stuks gemaakt.
Hoewel na de oorlog op de weg
gekomen, doet de stijl vooroorlogs aan.
Ook een Bugatti 57C: de Avaris, met
een carrosserie van Gangloff.
Links de voorzijde van de 57C,
rechts van de 50S.
Raadsels rondom deze groen-zwarte
Bugatti: is het een 50S of een 57?
Een Bugatti 46 uit 1929 (een
recreatie) met een sterk hellende voorruit die we later bij meer modellen
tegenkomen.
Handtas
Bill vervolgt zijn verhaal bij een oranjekleurige Bugatti, de lieveling van Mrs. Mullin, een ontwerp van De Villars uit Courbevoie. Het type 46 is ontworpen
als toerwagen en niet als snelle racer zoals veel andere Bugatti’s. Meer dan
dertig jaar (!) stond de auto te koop in Griekenland, totdat eind vorige eeuw
een Amerikaan interesse toonde. In 2001 naam Peter Mullin ‘m over. Mevrouw
Mullin wilde een auto in kleuren die pasten bij haar favoriete handtas. Haar man
stond erop dat de restauratie historisch verantwoord moest zijn. Op basis van
oude documenten bleek het mogelijk de twee wensen te combineren. Bij de
presentatie op Pebble Beach was Merle Mullin aanwezig, met bijpassende jas… en
tas.
Er staan nog meer Bugatti’s.
De zwart met gele T44 ernaast kennen we. Niet dat we de auto eerder zagen,
maar Matchbox maakte ooit in zijn Models of Yesteryear-reeks een kleine versie
van de auto. Die staat thuis in de vitrine.
We gaan het Bugatti-hoofdstuk van de rondleiding afronden als Bill ons wijst op een
ongelakt ontwerp. De auto ziet er klassiek uit en toch ook weer niet. Dat klopt
precies. Het zeer innovatieve lichtmetalen chassis van dit Type 64 is van 1939.
Tot echte productie is het nooit gekomen. Vermoedelijk is er nooit een koetswerk
voor gemaakt. Hoe dat eruit had moeten zien, is onduidelijk. Op initiatief van Mullin is enkele jaren geleden een carrosserie ontworpen die Jean Bugatti –
Ettores zoon – getekend zóu kunnen hebben voor een dergelijk technisch
revolutionair ontwerp.
 |
 |
De kleur van de auto en het
interieur moesten passen bij Mrs. Mullins favoriete handtas.
Dertig jaar stond de wagen in
Griekenland te koop. Onvoorstelbaar, zou je zeggen.
De Bugatti T44 (1929) met een
fabriekskoetswerk ontworpen door de 18-jarige Jean Bugatti.
Matchbox nam de auto op als
miniatuur in zijn collectie Models of Yesteryear.
De mal waarmee de carrosseriedelen
van de auto rechts en hieronder zijn gemaakt.
Zo had een Bugatti Type 64 eruit
kunnen zien als Jean Bugatti hem had getekend.
Een 43 met een motor van een 44. De
oorspronkelijke carrosserie werd vervangen door dit ontwerp van Figoni.
Eigenlijk past deze moderne auto
niet tussen de klassiekers. Alleen de naam Bugatti is de verbinding met de rest.
Delahaye
Er is nog veel meer te zien en onze gids houdt er niet van zaken af te raffelen.
We krijgen alle tijd het fraaie houtwerk van een Hispano-Suiza H6B uit 1922 te
bewonderen. Hij wijst op de koploze nagels die het houten koetswerk met het
raamwerk verbinden. Henri Labourdette bouwde de skiff-carrosserie zoals die
bekend is van dure boten.
Van Hispano-Suiza komen we bij Delahaye, opnieuw zo’n beroemd
klassiek Frans merk. Carrosseriebouwer Henri Chapron werd geregeld door
klanten ingeschakeld om de motor en het onderstel een aantrekkelijk uiterlijk
aan te meten. Naast elkaar zien we twee varianten van de 145, met een V12 onder
de motorkap. Het schakelpatroon is afwijkend: de een zit rechtsboven, de twee
eronder, de drie linksboven en de vier linksonder. De auto’s werden aanvankelijk
gebouwd als racewagens, maar kregen later hun sierlijke coupé-carrosserie. Het
zijn duidelijk broertjes, maar geen identieke tweelingen. De lijn is
vergelijkbaar, maar in de uitvoering zijn er duidelijke verschillen: de
plaatsing van de koplampen, de al dan niet gedeelde achterruit, de vorm van de
voorspatborden en de zijkant van de motorkap. Iedere klant had een eigen
voorkeur, verklaart Bill. Opnieuw is geen oneffenheid te bespeuren.
 |
Een schitterende Hispano-Suiza uit
1922: het houten koetswerk van Labourdette is een meesterwerk.
Gebroederlijk naast elkaar: twee
Delahayes met een carrosserie van Chapron.
Aanvankelijk had dit chassis een
ander koetswerk.
Kleine verschillen tussen beide
modellen, zoals de een- en tweedelige achterruit.
Let op de tweekleurige uitvoering.
Saoutchik
Het kan Mullin niet goed genoeg zijn. Geen wonder dat hij geregeld van de
jaarlijkse prestigeshow van Pebble Beach terugkomt met een trofee. In het museum
zijn er verschillende te vinden. “We gaan er altijd naar toe, maar niet alleen
met de topmodellen. Als Jay Leno, Ralph Lauren of wij het zouden willen, gaan we
elk jaar met een prijs naar huis. Daar is voor de anderen niets aan”. Klinkt het
arrogant? Ach, misschien een beetje. Maar mogelijk is het niet onwaar.
Terwijl beide 145’s duidelijk een vooroorlogse stijl hebben – al werden de
projecten pas na de oorlog afgerond – is een grijze 235 duidelijk van een nieuw
tijdperk. De spatborden zijn opgenomen in de lijn, naar de opkomende mode in die
tijd. Saoutchik presenteerde het ontwerp in 1951. Typisch is het gebruik van
aluminium voor de voorkant en staal voor de achterkant, om zo tot een ideale
gewichtsverdeling te komen. Door de gecompliceerde en dure bouwwijze werd het
prijskaartje twee maal zo hoog als van een Jaguar. Er kwamen te weinig klanten
en met de 235 sloot Delahaye zijn personenwagenhistorie af. Op historische
foto’s is de auto afgewerkt in de Franse racekleur blauw, maar Mullin koos voor
zilvergrijs. Het staat goed.
 |
Een naoorlogse Delahaye 235,
ontworpen door Saoutchik.
De voorkant is van aluminium, de
achterkant van staal.
Het dashboard van de auto. Een
rechts stuur was in die tijd voor sportwagens niet ongebruikelijk.
Op een van de ronde podia staat deze
Talbot M-75 uit 1929.
Automobiles Talbot Paris: het
beeldmerk laat zien waar de auto vandaan kwam.
Links een Renault, rechts een
Panhard met art deco-carrosserie.
Citroën
Tussen al die bijzondere Franse modellen staan ook een Citroën 2CV, een Dyane en
een bestel-Eend, voor Amerikanen even exclusief en onbekend als een Bugatti. Met
bewondering vertelt Bill over André Citroën, de geniale constructeur die niet
met geld kon omgaan, maar een ongekend gevoel voor reclame had. Dat hij de
Eiffeltoren met honderden lampjes van zijn naam liet voorzien tegen betaling van
de kosten en de elektriciteitsrekening is voor de Amerikaanse gasten
onbegrijpelijk. Ook Bill kan er met zijn pet niet bij. “Henry Ford kreeg veel
voor elkaar in dit land, maar ik denk niet dat het hem was gelukt om zijn naam
verlicht op het Vrijheidsbeeld te krijgen”. Staand bij een tweekleurige grijze
2CV Charleston spreekt hij over de geniale eenvoud van het ontwerp. Zijn
bezoekers zijn verbaasd over het gebrek aan luxe, zich niet realiserend dat dit
de meest luxe versie is geweest die de fabriek heeft afgeleverd. Een oudere 2CV
laat ons de wenkbrauwen wel even fronsen. De kleur grijs klopt, maar de wagen
heeft metallic gespoten spatborden. Ze glimmen mooi, maar historisch is dit natuurlijk volkomen
incorrect.
 |
 |
Voor ons niets bijzonders, voor
Amerikanen een curiositeit: een bestel-Eend.
Een verkleinde Eiffeltoren, mét de
verlichting die André Citroën voor elkaar had gekregen.
De Citroën 5CV uit 1923. In 1919
startte Citroën met de autofabricage.
Kunstenares Sonia Delaunay
beschilderde ook auto's. Dit is een replica. De auto is een Citroën B14 (1928).
De coupéversie van de Traction Avant
is een bijzonderheid.
Dit showmodel werd gebruikt om de
stroomlijn van de DS te laten zien.
Drachten
Terwijl Bill uitleg geeft over de Citroën 5CV uit 1923 en de exclusieve
coupé op basis van een Traction Avant met kort chassis, hebben wij meer oog voor
de Chapron-creaties op basis van de DS. Het is wel geestig ze hier tegen te
komen, want ze stonden een paar jaar geleden
te koop bij een gespecialiseerd bedrijf in Drachten. De Friezen kunnen tevreden
zijn. Het unieke erfgoed heeft een goed onderdak gekregen. De auto's zijn
voortreffelijk gerestaureerd. Het zou zomaar kunnen dat de kwaliteit zelfs beter is dan toen ze de ateliers van Chapron verlieten. We zien een
tweedeurs Concorde en de coupéversie daarvan, Le Leman. Topmodel is
evenwel de opmerkelijke vierdeurs Majesty, destijds speciaal gemaakt voor bankier
René Gaston-Dreyfus. Hij
wilde een hoger dak, een scheidingsruit tussen voor- en achterbank en aan de achterzijde scharnierende,
extra grote achterdeuren. En
als een klant dat wilde, was Chapron niet te beroerd dat te maken. Het is een
kwestie van smaak of je dit een verrijking of een verminking van de DS vindt.
Feit is dat Mullin er ongeveer een kwart miljoen voor heeft moeten neertellen
voor hij hem naar Amerika kon laten brengen.
 |
Deze Le Leman van Chapron kocht
Mullin bij een gespecialiseerde verkoper in Drachten.
Het naamplaatje schroefde Chapron op
het voorspatbord.
Links de daklijn van de coupé Le
Leman, rechts van de tweedeurs Concorde.
Ook de Concorde uit 1964 werd vanuit
Nederland geïmporteerd. De auto ziet er oogverblindend mooi uit.
Chapron voorzag in 1964 zijn
tweedeurs DS van een gewijzigde carrosserie. Vandaar de toevoeging 64.
Bankier Dreyfus had hele speciale
wensen voor zijn DS. Dit is het resultaat. Mooi of lelijk: de meningen
verschillen.
Van deze versie van het type Majesty is er maar één
gemaakt.
De achterkant van het model staat wel heel erg ver af
van de standaard DS.
Tot aan de A-stijl is het
daarentegen duidelijk een DS.
Schlumpf
Niet alle auto’s in het museum verkeren in topvorm. Kijk maar eens naar het
zevental achter in de zaal. Ze komen uit de voormalige collectie van de weduwe
van Fritz Schlumpf, Arlette. Ze overleed ruim tien jaar geleden. Zo’n zestig
ongerestaureerde auto’s stonden in de opslag toen in de jaren zeventig de
verzameling van de broers Schlumpf op last van de Franse overheid in beslag werd
genomen. Na een juridische strijd van ruim twintig jaar kreeg Arlette de auto’s
terug. Na haar dood werden ze verkocht. Peter Mullin was er als de kippen bij
toen ze op de markt kwamen. Bill weet ons te vertellen dat in de
koopovereenkomst is vastgelegd dat ze, op een enkeling na, niet gerestaureerd
zullen worden. En daarom staan ze hier zoals ze in de schuur van Arlette werden
gevonden, aangetast door de tijd en de elementen. Het heeft, zeker in combinatie
met het verhaal, ook zijn charme. De meest opvallende van het stel is een
bestelwagen (Break de Chasse) uit 1929. Bugatti en pick-up is niet een voor de hand liggende
combinatie.
 |
Mullin kocht de 'reservecollectie'
Schlumpf na het overlijden van Arlette, vrouw van Fritz Schlumpf.
Links een De Dion-Bouton TKS uit
1927, rechts een Bugatti 40A (1931).
Jaren lang stonden de auto's
onbeschermd in een schuur.
Bugatti 57 Galibrier (1935).
Bugatti 57 Ventoux (1936).
Links een Bugatti 40 met carrosserie
van Galle (1927), rechts een Bugatti 57 Ventoux uit 1934.
Een zeldzame combi: Bugatti en
bestelwagen. De basis is een Type 40, koetswerk van Gangloff.
Lago Maggiore
Zijn de voormalige Schlumpf-auto’s verre van rijklaar, het kan nog veel erger.
We worden meegenomen naar een afzonderlijke ruimte. Hier staat een wrak waarvoor
Mullin in 2010 364.700 dollar betaalde, de restanten van een Type 22 uit 1925. Het is een auto met een verhaal. De wagen
werd in 2009 uit het Lago Maggiore gehaald, na daar vermoedelijk zeventig jaar
op 53 meter diepte te hebben gelegen. In 1967 werd het wrak ontdekt, maar
niemand vond het de moeite waard de grotendeels vergane auto uit het water te
halen. Het was een mooi object om naar te duiken. Twee van die duikers waren
vader en zoon Tamagni uit het Zwitserse Locarno. Op 2 februari 2008 overleed
zoon Damiano, na de avond ervoor zonder aanleiding in elkaar te zijn geslagen.
Vader Maurizio besloot tot het vormen van een stichting tegen zinloos geweld. Om
geld bijeen te brengen, werd besloten de Bugatti boven water te halen en te
veilen. Dat gebeurde. Op het laatst waren er nog twee belangstellenden: Peter
Mullin en een concurrent-verzamelaar. Mullin moest veel verder gaan dan de
60.000 dollar waarop hij had gerekend, maar wilde het wrak per se hebben voor
zijn museum. De stichting vaarde er wel bij. Om verder verval te voorkomen, is
de auto – of wat daarvan over is – licht geconserveerd. Hij zal niet worden
gerestaureerd. Volgens Bill is één van de redenen dat Mullin zo ver ging bij de
veiling dat zijn concurrent de wagen weer wilde opknappen. Dat wilde hij kost
wat het kost voorkomen.
Waarom de auto in het meer lag, is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk is de
Bugatti daar bewust in gereden om te voorkomen dat invoerrechten betaald moesten
worden. Die waren hoger dan de waarde van de auto destijds.
 |
Dit doet water met een auto die
zeventig jaar in een meer ligt.
Mullin betaalde er meer dan drie ton
voor omdat hij beslist zeker wilde stellen dat de auto niet wordt gerestaureerd.
Carlo en Rembrandt
We zijn inmiddels twee uur verder. Het middaguur ligt ver achter ons en de maag
begint het lege gevoel kenbaar te maken. Het is echter ook onvriendelijk en
ondankbaar afscheid te nemen van onze gastvrije gastheer. Zíjn energie is nog
niet op. Hij neemt ons mee naar boven. Daar heeft Mullin zijn racewagens
geparkeerd. Allemaal Frans, dat zal niet verbazen. Opnieuw beroemde namen:
Hispano-Suiza, Chenard & Walcker, Delage, Delahaye en natuurlijk Bugatti. Een
type 23 Brescia was ooit in het bezit van Hugh Conway, in kennerskringen
gerespecteerd als grote kenner van het merk. Bill staat uitgebreid stil bij een
zeldzame 43A. Het is een comfortabeler variant van de sportieve 43 met een
beperkte productie van 17 stuks. Het Amerikaans uitziend uiterlijk is niet
gerestaureerd, maar juist daardoor karaktervol. Voor ons is dat minder bijzonder
dan voor de Amerikanen. Verder staan er boven nog wat DS'en en een SM, alsmede
nog twee DS-Chaprons.
Vanaf de
galerij heb je een mooi uitzicht op de hal beneden. Dat heb je ook vanuit de
vergaderkamer aan de kopse kant van het gebouw. Die
is heel toepasselijk en treffend in art deco-stijl vormgegeven. Het meubilair bestaat
onder meer uit originele Carlo Bugatti’s. De beeldhouwwerkjes zijn van Rembrandt
Bugatti. Menig museum zou er jaloers op zijn. Alleen deze inrichting is al een
vermogen waard. In kastjes staan mascottes van Lalique. Mullin heeft er veel,
maar niet de complete serie. Hij mist er nog een paar. Laatst was er een kans
een missend exemplaar te kopen, maar de prijs van 300.000 dollar voor een stukje
glas was zelfs hem te gortig.
Twee keer per jaar vergadert hier de Bugatti Club of America, waarvan Mullin de
voorzitter is. Hij is ermee gestopt de ruimte aan anderen ter beschikking te
stellen. Ze waren niet voorzichtig genoeg met zijn dure meubels. En voor de
huuropbrengst hoeft hij het niet te doen, denken we erbij.
 |
Boven is de racewagenafdeling.
De befaamde Hispano-Suiza Alfonso
XIII 1911 (links) en Voisin Grand Prix-wagen van 1922 (een reconstructie).
Links een Delage D6 (1949), rechts een rijtje
Bugatti's.
Een zeldzame Bugatti 43A.
Deze Bugatti T23 Brescia was ooit in
het bezit van Hugh Conway.
Boven staan nog twee DS'en van
Chapron. Dit is een Le Dandy. Bouwjaar 1963.
Een DS Concorde (1963). Anders dan het
model beneden heeft deze nog niet de verhoogde achterspatborden.
Alleen de meubels en de kunst zijn
al een fortuin waard. Mullin stelt de ruimte niet langer beschikbaar aan derden.
Slechts enkele van de
Lalique-beeldjes. De rest staat elders. De verzameling is bijna compleet;
bijna...
Realiteit
We gaan weer naar beneden. Terug naar de realiteit, terug naar de echte wereld van
2018. Met beide benen weer op de grond. Letterlijk, maar zeker ook figuurlijk.
De kringen waarin Mullin doorgaans verkeert, zijn niet de onze. De boeken in het
winkeltje zijn schitterende uitgaven, maar stuk voor stuk ‘boven budget’. Daar
kan Bill ook niets aan doen. We nemen hartelijk afscheid met veel dank voor alle
informatie. Het wordt tijd voor een boterham. Met een vooruitziende blik hebben
we die meegenomen want in de omtrek is geen eetgelegenheid te bekennen.
“Kom nog eens terug”, wordt ons bij het weggaan op het hart gedrukt. Of dat een
realiteit is, wagen we te betwijfelen. Maar móchten we nog eens in de buurt
komen, zorgen we er zeker voor er op een zaterdag te zijn als het museum open
is. Misschien staat de Atlantic dan wel op het draaiplateau. Wie weet. ■
Achter het museum staat een gebouw
met het logo van het museum. Een opslagplaats?
AUGUSTUS 2019
Mullin heeft tijdens het Concours d'Elegance van Pebble Beach twee prijzen in de
wacht gesleept: de tweekleurige Delahaye 145 werd First in Class in de
categorie European Classic Closed en de Bugatti Aravis werd tweede in de
categorie Bugatti 57. 'We're honored to receive this 'Best in Class' award
from the Pebble Beach Concours d'Elegance,' aldus Peter Mullin. 'Pebble
Beach is a flagship event for the entire automotive community and sharing this
exquisite vehicle with the public outside of the museum is already a great
opportunity.'
 |
Een museum dat zijn schatten
verstopt
De waardevolste exemplaren van
de collectie van Petersen
in Los Angeles staan niet in het museum, maar in de
ondergrondse opslag. Een merkwaardige keuze.
oktober 2018
|
 |
 |
Een tijdreis met dank aan de gulle gevers
Een deel van de beroemde
Harrah Collection is bewaard
gebleven en staat in het National Automobile Museum in
Reno, Nevada. We gingen er kijken en maakten een tijdreis.
september 2018
|
 |
 |
Flonkerende parade van
topstukken
Zo'n vijftig vooral
exclusieve en bijzondere klassiekers
staan letterlijk te schitteren in de spotlights van het
Blackhawk Museum in Danville. Een impressie.
september 2018
|
 |
 |
Het atelier van de onthoofde
godinnen
Terugblik op het werk van koetswerkbouwer
Henri Chapron die
onder meer cabriolets en
coupés
maakte
op basis van de Citroën DS.
mei 2014 - laatste aanvullingen oktober 2018 |
 |
|