Nat. Auto & Truck Museum

Auburn, Indiana (USA)




●  Voormalige Cord-fabriek
●  Amerikaanse auto's
●  Nadruk op naoorlogse periode  
●  Een kelder vol bedrijfswagens
●  Enkele concept cars 


mei 2022

  


Een oude fabriek vol oude auto's  
 

Het fabrieksgebouw waar zo’n negentig jaar geleden exclusieve Cord-automobielen in elkaar werden geschroefd, is nu de thuisbasis van het National Auto & Truck Museum van Amerika. De naam is wel erg pretentieus. Het is beslist niet een van de mooiste automusea van het land. De collectie is niet echt spraakmakend, maar geeft niettemin een aardig beeld van met name naoorlogse Amerikanen én omvat een groot aantal bedrijfswagens van het merk International. Een historische omgeving hoeft niet mooi te zijn om toch charme te hebben, leert dit museum.
 


Het is de Hollandse zuinigheid die ons hiernaartoe heeft gebracht. Eerder vandaag kochten we bij het Auburn-Cord-Duesenberg Museum een combikaartje. Het zou toch zonde zijn daar geen gebruik van te maken. Laten we op z’n minst even binnenkijken, is de gedachte. Per slot van rekening zijn we er nu toch. De beide musea liggen hooguit honderd meter van elkaar af. Dat is geen toeval, de gebouwen hebben een gemeenschappelijk verleden. Terwijl we afgelopen uren door het oude luxe hoofdkantoor van het auto-imperium van Errett Lobban Cord liepen, staan we nu in een van zijn oude fabriekshallen. Bij de ingang staat een bord dat aangeeft dat dit niet zomaar een oud gebouw is. ‘You are now entering the L-29 Cord Building.’ Met vervolgens een samenvatting van de historische achtergronden. Het gebouw werd in 1928 neergezet voor de eindmontage van de voorwielaangedreven Cord L-29. Tot aan het eind van de productie van dat model, in 1932, werd de begane grond hiervoor benut. Daarna gebruikte de Auburn Automobile Company de ruimte voor verschillende doelen, totdat het bedrijf in 1937 ophield te bestaan. In de kelder hadden ontwerpers Gordon Buehrig en Alan Leamy extra kamers, naast die in het hoofdgebouw waar we net vandaan komen. Ook vond hier de onderzoeksafdeling haar onderkomen alsmede de machines die de spraakmakende ontwerpen omzetten in werkelijke carrosserie-elementen. Kortom, hier is Amerikaanse autogeschiedenis geschreven.
 

Een oud fabrieksgebouw, maar met historische waarde.

Binnen staat een diversiteit aan Amerikaanse auto's.

Als aanvulling op de auto's een wegrestaurant uit vroeger tijden.
 

Olie en benzine
Een luxe museum met veel aandacht voor inrichting en presentatie is het niet. Voor een doordachte opzet of historische achtergronden moet je elders zijn. Het ruikt er ook nog eens sterk naar olie en benzine. Wat dat betreft is het contrast met de buren erg groot. Deze zaterdagmiddag is de inrichting extra rommelig. Auto’s staan tijdelijk door elkaar in de gangpaden. Er moest ruimte worden gemaakt voor een grote groep bruiloftsgasten. Tafels voor de buffetten zijn klaargezet. De plaatsen voor bruid en bruidegom zijn vastgesteld. Een technicus controleert de muziekinstallatie. Het is te hopen dat de geur van de gerechten straks boven die van de olie uitkomt. We voelen ons als acteurs in een verkeerd toneelstuk, maar het stoort de anderen niet. Niets wordt ons in de weg gelegd voor de speurtocht naar bijzonderheden. Die zijn er genoeg, blijkt al gauw. Dat ‘even binnenkijken’ loopt al snel uit tot een serieuze rondgang.
Aan de muur hangt een portret met daaronder een plaquette ter nagedachtenis aan John Martin Smith en zijn vrouw Barbara. Zij waren de drijvende krachten achter dit museum én het Auburn-Cord-Duesenberg Automobile Museum. Op 5 oktober 2011 kwamen zij bij een auto-ongeluk tragisch om het leven. Beiden hielden van historie en klassieke automobielen. Wat we zien is in zekere zin hun geestelijke erfenis. Een autoliefhebber is er blij mee.
Een belangrijk deel van de collectie bestaat uit doorsnee Amerikaanse modellen van na de oorlog. Zeker voor ons als Europeanen zijn het echter bepaald geen alledaagse types. Zo’n Ford met namaak houten zijkanten en Chevrolet cabriolet zijn typische vertegenwoordigers van hun land en kinderen van hun tijd. De Chevrolet Chevette is als uitvoering van de GM-wereldauto toch echt een stuk luxer dan de Kadett bij ons was. Hij is vastgemaakt aan een camper. Zo trek je door het land en heb je ter plekke alsnog een auto ter beschikking.
De piepkleine Crosley is ook voor Amerikanen een bezienswaardigheid. Dit land en kleine auto’s is nooit een gelukkige combinatie geweest, tot op de dag van vandaag.
 

John Martin Smith en zijn vrouw Barbara, initiatiefnemers van het museum, op trieste wijze overleden.

De Pratt Elkhart uit 1910 is een van de weinige antieke auto's in het museum.

Het museum is ingericht voor een bruiloftsfeest.

De tafels zijn gedekt, het lekkers staat al klaar. Nee, niet voor de museumgasten.

Een Kaiser-Frazer Henry J en Kaiser Darrin in een achterste hal.

Crosley was voor Amerikanen een uiterste kleine auto.

Bij dit model van 1952 kan de kap open.

Achteraan is een hoek ingericht met modellen van Hudson. Twee keer een Hornet, van 1951 en 1952.

Hudson Commodore 1950 met de karakteristieke gestroomlijnde carrosserie.

Ford Custom de Luxe Victoria Hardtop, een hele mond vol. Bouwjaar 1951.

Links nogmaals de hardtop, rechts een vierdeurs.

Slechts twee jaar verschil is er tussen deze twee Chevrolet-politiewagens uit 1957 en 1959.

De panoramische voorruit werd nog sterker dan eerder een stijlelement.

Dat geldt ook voor de vleugels aan de achterzijde. 

Een Cadillac Sedan DeVille uit 1957 met opvallende bumper.   

De beroemde Cadillac Eldorado Biarritz 1959 met de hoogste vleugels.

Fords mislukte project Edsel kostte de fabriek honderden miljoenen.

In 1958 kon je deze Ford Station Wagon in de showroom zien staan.

Dodge Coronet 1967 en een Dodge Dart GTS 1969.

Een fraaie cabrioletversie van de Chevrolet Corvair, eerste model.

Op enig moment kwamen wegklapbare koplampen in de mode. Een zinloze stijlgrap.

Namaakhouten zijkanten zijn typisch Amerikaans, zoals bij deze Ford LTD Country Squire.

GM noemde deze uitvoering van de Buick een Estate Wagon. Ook een stationcar kon je krijgen met sportwielen.

Chevrolet Impala SS 1967.

Een ongerestaureerde Buick Wildcat met een Super GS-pakket, één van de 242 geproduceerde auto's.

GTO was het sportmodel van Pontiac, in 1967 met verticale en in 1969 met horizontale dubbele koplampen.

De Chevrolet Camaro was destijds een populaire sportwagen in Amerika.

Een voorwielaangedreven Oldsmobile Toronado en een Oldsmobile 442, beide uit 1966.

Ook de Dodge Charger van 1966 heeft verstopte koplampen.

General Motors' wereldauto (bij ons de Kadett), vastgehaakt achter een camper.

Een echte Amerikaan: Ford Crown Victoria uit 1995, destijds ook veel verkocht als taxi.
 

Unieke modellen
Als altijd gaan we op zoek naar minder alledaagse of zelfs unieke automodellen. De zoektocht blijkt geen puzzeltocht; we weten ze snel te vinden. Het museum heeft er een aantal in de collectie. Door de omstandigheden in de gang geparkeerd staat een Dodge ZEO, een elektrische concept car uit 2008. ZEO staat voor zero emissions operation. Behalve de techniek zijn ook de deuren allesbehalve gebruikelijk. Ze scharnieren naar boven toe open.
De Jeep Hurricane stond drie jaar eerder in de schijnwerpers van de autoshows. Ruig en stoer zijn de begrippen waarmee de ontwerpers aan de slag zijn gegaan. De krachtpatser heeft de beschikking over twee motoren van acht cilinders elk. In hetzelfde jaar bracht Chrysler de Firepower uit. Het is een ‘oude bekende’, eerder in 2010 bekeken in het inmiddels niet meer bestaande Walter P. Chrysler Museum in Auburn Hills.
De cabrioletversie van de Buick Reatta is een prototype, gebruikt om de meningen te peilen op de internationale autoshows. Het lijkt alsof de kap gewoon naar beneden is geklapt, maar schijn bedriegt. Er is helemaal geen kap! Dat was voor de show niet nodig en niemand die het merkte.
Weer een ander prototype, uit een heel ander tijdvak, is de AMP uit 1948. American Metal Products liet de kleine auto ontwikkelen, maar kon hem als fabrikant van stoelframes en -veren niet zelf produceren. Het bedrijf benaderde Kaiser-Frazer. Die onderneming had wel interesse. Uit dit prototype kwam de Henry J voort. Om de wagen zo goedkoop mogelijk te houden, werd afgezien van een kofferklep. 
Ronduit curieus is de Bayliff Packard uit 1982. Het is een aangepaste Buick Riviera, zoals Mitsuoka in Japan standaardmodellen tot retromodel verbouwt. Bud Bayliff had de rechten gekocht om de naam Packard te mogen gebruiken en schiep zijn eigen merk. Waren de klassieke Packards elegant, deze is vooral opzichtig. 

 

De Dodge ZEO is een elektrisch aangedreven concept car, getoond in 2008.

Naast de aandrijving is ook de deuropening innovatief en opmerkelijk, net als het dashboard trouwens.

Jeep Hurricane, een concept car uit 2005 met twee achtcilinder motoren!

De auto is tijdelijk van zijn plek gereden vanwege de festiviteiten.

Ook de Dodge Firepower 2005 is een unicum, een GT coupé op basis van de techniek van de Dodge Viper.

We zagen de auto in 2010 in het toenmalige Chrysler-museum.

Het proefmodel van de Buick Reatta cabriolet heeft geen dak! Dat was voor de show niet nodig.

AMP liet de auto ontwikkelen, maar kon zelf de productie niet organiseren.

Kaiser Frazer toonde wel belangstelling. Het model kwam als Henry J op de markt.

Om de productiekosten laag te houden, werd afgezien van een kofferklep.

Een bizarre combinatie van oude stijlelementen en een Buick Riviera.

Door het kopen van de merkrechten, kon de auto de historische naam Packard dragen.
 

Dukes of Hazard
Bij het zien van auto’s uit films of televisieseries is altijd de vraag of ze origineel zijn. Er zijn meer Herbie-Kevers, James Bond DB5’s en Back-to-the-Future De Loreans dan er ooit in de buurt van een filmset zijn geweest. Volgens de informatie is de auto van The Dukes of Hazzard origineel. Voor het maken van de serie waren veel auto's nodig. Zeventien daarvan hebben het min of meer ongeschonden overleefd. Niet zelden eindigde spectaculaire scenes in een total loss van de hoofdrolspeler. 
We lopen verder door de grote oud-fabriekshal. Achterin is een showroom met een Cord L-29 nagebouwd. Daar is voorzichtiger mee omgesprongen dan met de Dodge van zonet. Voor raggen is de auto altijd te duur en exclusief geweest. Wie er een kon kopen, was er zuinig op. Met nog een Auburn erbij, wordt een verbinding gelegd met de vroegere activiteiten in het gebouw.
Het mag rommelig zijn vandaag, we vermaken ons prima met wat er te zien is. Helaas ontbreekt het topmodel en de vaandeldrager van het museum, de GM Futureliner. Op alle foldertjes en uitingen staat deze opvallende bus waarmee General Motors in de jaren vijftig het land door trok. Twaalf zijn er gemaakt. De wagen neemt deel aan een evenement elders. Jammer. Maar de kans dat we ‘volgende keer beter’ invulling gaan geven, is vrijwel uitgesloten.

 

Vele Dodge Chargers zijn nodig geweest om de serie Dukes of Hazard tot een goed einde te brengen.

Het museum besteedt ook aandacht aan de historische merken Auburn en Cord.

De Cord L-29 is terug op het thuishonk. Tussen 1928 en 1932 werd de auto hier gemaakt.

De Auburn en Cord met hun karakteristieke voorkanten.

Een showroom van destijds met een mooie Cord L-29.

Trapauto's als kindervermaak, met rechts een kwinkslag.
De Futureliner ontbreekt vanwege een expositie elders. 
 

Twin Coach was fabrikant van grote bussen, maar maakte in 1931 ook dit minibusje. 


Bedrijfswagens
Bij de entree drukte de man aan de kassa ons op het hart ook de benedenverdieping te bezoeken. Daar staan interessante bedrijfswagens, legde hij uit. Althans, dat dachten we begrepen te hebben. Maar hoe we ook zoeken, een trap is niet te vinden. Hebben we het verkeerd begrepen? Dat kan haast niet. Hoe komen we daar dan?
We hebben het goed gehoord én begrepen. De feestpartij blijkt de boosdoener. De kelder bereik je via een smalle, rode stalen trap in een hoek van het gebouw. De kratten van de catering staan er nu voor. Ze worden even opzij geschoven. Het is goed dat we het hebben gevraagd, want opnieuw opent zich een wondere wereld. De collectie trucks is al even breed als die van de personenwagens boven. Er staan opvallend veel modellen van International Harvester, de fabrikant van onder meer landbouwmachines die tussen 1902 en 1985 ook bedrijfswagens maakte. Heel oud en minder oud vullen elkaar aan. Nog minder dan boven is sprake van enige luxe. Het is meer stalling dan museum. Niettemin is de collectie interessant. Dat zelfs oud roest de moeite van het bewaren waard is, laten een Hudson, Moreland, elektrische Walker en een oude reddingswagen van de brandweer zien. 
Ooit van een Kiblinger gehoord? Ik niet. Zo kom je bijna altijd in musea weer wat nieuws te weten. De naam staat op een soort gemotoriseerde buggy uit 1907, destijds aan de overkant van de straat gemaakt, dus vlak bij de huidige rustplaats. Het is de vierde die geproduceerd is en daarmee de oudste. Dat de naam onbekend is, is niet zo gek. Door gedoe om de rechten van de merknaam verdween die al na korte tijd. In 1915 was het helemaal afgelopen met de autoproductie. Naast het model uit 1907 staat een familielid uit 1910.

 

 


INTERNATIONAL HARVESTER  


International Harvester Company (vaak afgekort tot IHC of IH) was een veelzijdige onderneming, producent van onder meer landbouwwerktuigen, bouwmachines, huishoudelijke apparaten en bedrijfswagens. Het hoofdkantoor was gevestigd in Chicago. Het bedrijf ontstond in 1902 door een fusie van vijf bedrijven. In de jaren tachtig werden alle bedrijfsonderdelen verkocht, behalve de vrachtwagendivisie die als Navistar verder ging. De merknaam van de vrachtwagens was International. De grotere bestelwagens Travelall en de Jeep-concurrent Scout zijn de bekendste typen bij de autokenners.
Tussen 1907 en 1975 maakte IH pick-ups en voorlopers daarvan, het populairste wagentype in de Verenigde Staten. Vanaf 1914 verschijnt de merknaam International op de auto’s, ter vervanging van IHC. Daarnaast waren er vanaf 1936 bestelwagens van International. De modellen liepen parallel aan de pick-ups. Ook varianten met ruiten en banken waren leverbaar.
In 1961 introduceerde International de Scout, als concurrent voor de Jeep. Het was een verre voorloper van de SUV. Er kwamen verschillende versies van. Een nieuw model dat eind jaren zeventig werd ontwikkeld, kwam nooit verder dan een prototype. Dat is te zien in het Auburn-Cord-Duesenberg Museum. In 1980 werd afscheid genomen van de Scout.

 

 


 

Een Kiblinger uit 1907 (links) en zijn opvolger van 1910 die onder een andere naam verkocht moest worden.

In de kelder staat een hele opstelling met oude bedrijfswagens.

Veel modellen zijn van International Harvester, zoals het Model A, uit 1911 (links) en 1909.

Vervoer van olie ging eerst met paard en wagen en later met de auto.

In 1933 gaat International ook pick-ups maken.

Een International C1 Panel Van van 1936.

Een pick-up uit hetzelfde jaar.

Een oud reddingsvoertuig van de brandweer, een Kenworth uit 1939.

Het interieur is nog origineel. Dat is te zien...

Een bijzondere Hudson uit 1942 met het stuur aan de rechterkant.

Een Moreland en elektrische Walker of wat er nog van over is.

Een International Step Van, bestelwagen. 

International B100 pick-up van 1959.

International begaf zich ook op de markt van pick-ups. Deze modellen zijn uit de jaren zeventig.

Het is nog steeds de gewoonte om bij een pick-up de merknaam groot op de achterkant te zetten.

Een lichte vrachtwagen van International en een zware jongen van Mack.

Een wagen om melk langs de huizen te brengen: International RA-140 uit 1954.

Concurrent van de Jeepster en de Ford Bronco: de Scout.

Begin jaren zestig werd deze lichte pick-up aangeboden.

Vaak zijn auto's een maatje groter dan hun voorganger. Deze Scout II van 1978 is duidelijk gegroeid.

International zware pick-up truck, een prototype uit 2005.

Miniatuurauto's
Naast echte auto’s biedt het museum onderdak aan een grote verzameling miniatuurauto’s. Vitrines vol modellen in soorten en maten vullen een zijruimte, opnieuw met nadruk op Amerikaanse merken. Ze verdienen veel meer aandacht dan we ze geven. Als dit de start van een dag was geweest, hadden we er meer oog voor gehad. Na al de afgelopen uren in het vorige en dit museum, hebben we voor vandaag genoeg gezien. Het blijft bij een snelle blik. 
Inmiddels komen de eerste bruiloftsgasten binnen. Het loopt tegen sluitingstijd, waarna het feest kan beginnen. We stappen weer uit het verkeerde decor, op weg naar onze huurauto. Het is mooi geweest. Voor de vijfde dag op rij hebben we ons verdiept in de wereld van de oude auto's. Hoogste tijd om op zoek te gaan naar het plaatselijke Best Western hotel en een restaurantje om wat te eten, tevreden concluderend dat Hollandse zuinigheid loont. En morgenochtend gaan we verder, naar het volgende automuseum!

 

We hebben de verzameling tekort gedaan door er snel langs te lopen.

Honderden, voornamelijk Amerikaanse auto's in het klein.

In de eetzaal van het Best Western van Auburn zijn nog enkele verwijzingen naar het verleden te vinden.


 

  Bekijk ook:

 

 

Onderweg in Amerika   
 
Vijf weken toeren door de Verenigde Staten
levert talloze ontmoetingen op met
bijzondere auto's. Een impressie.
 
 
mei en juni 2022