●
Grote collectie
klassiekers
●
Veel auto’s in de opslag
●
Originele filmauto’s
●
Auto’s van beroemdheden
●
Exposities Japanse auto’s en Porsche
oktober 2018
Een museum dat zijn schatten verstopt
De collectie klassieke
en bijzondere auto’s van het Petersen Automotive Museum in Los Angeles geldt als
een van de belangrijkste van de Verenigde Staten. Het overgrote deel van de
mooiste modellen staat echter niet in het museum maar in de opslag. Om
herhaalbezoeken uit te lokken, zijn er voortdurend wisselende tentoonstellingen.
Helemaal verborgen zijn de schatten niet, want er is een mogelijkheid onder
begeleiding het depot te bezoeken en de collectie te bezichtigen. Verslag van
een opmerkelijke kennismaking.
Na bijna vijf uur staan we weer buiten. Het is even over half
vier. Zojuist is de rondleiding door
de gigantische kelder van Petersen geëindigd. Tussen de middag hebben we lekker
geluncht in het Italiaanse restaurant Drago op de begane grond. Vanochtend
bekeken we op eigen
gelegenheid het museum. Een gevoel van verwarring overheerst. Wat moeten we er
van denken; hoe
beoordelen we deze dag? Het was mooi wat we gezien hebben, zeker. De
inrichting van het museum is buitengewoon goed verzorgd. De opstellingen zijn
goed doordacht, de presentaties voorbeeldig en de toelichtingen zeer
informatief. Het gebouw zelf is een blikvanger eerste klas nadat het
architectenbureau Kohn Pederson Fox drie jaar geleden de buitenkant voorzag van
een roestvrijstalen constructie. Honderd ton wegen de 308 delen van de
‘linten’ in totaal. De verbouwing kostte een slordige 125 miljoen dollar. Het
uiterlijk is spraakmakend en vraagt erom gefotografeerd te worden. (Zowel
Porsche als Mercedes hebben het museum in hun brochures gebruikt als achtergrond
voor hun nieuwe modellen.) Met plezier hebben we de deeltentoonstellingen
bekeken. De geëxposeerde auto’s waren beslist het aanzien waard. De rondleiding
door de kelder was boeiend, mede door de ter zake kundige gids die wees op
details die anders niet waren opgevallen. En toch klopt er iets niet. Het voelt
alsof het Rijksmuseum de Nachtwacht en andere meesterwerken van Rembrandt, Frans
Hals en Vermeer naar het depot heeft gebracht om een tijdelijke expositie
in te richten over Van Meegeren of keramische tegels uit de middeleeuwen. Dat
zulke tegels
schitterend zijn en ook de meester-vervalser kunstwerken maakte, doet er dan
niet zoveel toe. Evenmin dat je de Rembrandts alsnog in de kelder kunt bekijken.
Een imposante hal en moderne opzet
karakteriseren Petersen.
Zowel Mercedes-Benz als Porsche gebruiken het gebouw als
achtergrond in hun brochures.
The Vault
Het management van het museum heeft een bewuste keuze gemaakt. Veel wisselende
tentoonstellingen verhogen de kans dat mensen meermalen het museum bezoeken. Die
bezoekers uit de wijde omgeving zijn commercieel interessanter dan de enkele
autogek uit Europa die graag de topstukken wil zien. Het is begrijpelijk, maar
toch. De belangrijkste auto’s uit de collectie zijn slechts te bekijken als vooraf
tegen een forse meerprijs een rondgang door ‘The Vault’ (Het Gewelf) is geboekt.
Daar staan ze dicht op elkaar, niet uitgelicht en zonder achtergrondinformatie.
Het is tekenend dat verreweg de meeste auto’s die staan afgebeeld in de
museumcatalogus, niet in het museum te zien zijn. Dat je een tijdelijke
expositie gebruikt om bezoekers te verleiden opnieuw te komen, is gemeengoed in
museumland. Dat een deel van de ruimte is afgestaan aan sponsoren, is ook nog
acceptabel. Het is best leuk om te zien hoe een Maserati Levante is
ontwikkeld en wordt gemaakt. Maar dat je pretendeert een gezaghebbend museum te
zijn en vervolgens je collectie verstopt, roept toch vraagtekens op. Dat alles
neemt niet weg dat Petersen een boeiende kijk biedt op
verschillende facetten van de autohistorie en veel moeite doet de jonge
generatie te boeien met interactieve presentaties en educatieve spelelementen.
Maserati is sponsor en laat zien hoe
de Levante werd ontwikkeld en wordt gemaakt.
Warenhuis
Onze kennismaking begint om kwart over tien in de ochtend. De rit naar het
museum heeft zo’n drie kwartier geduurd, terwijl de afstand slechts 10 kilometer
is. Wie zich snel wil verplaatsen, moet niet met de auto door Los Angeles
crossen. Parkeren is geen probleem. De parkeergarage maakt onderdeel uit van het
museumcomplex, in 1962 neergezet als warenhuis en dertig jaar later door
uitgever Robert Petersen aangekocht om er zijn autocollectie te exposeren. Dat
het gebouw geen ramen had, was een groot voordeel. Zo werd voorkomen dat het
felle zonlicht de tentoongestelde auto’s zou aantasten.
In de hal staan enkele typisch Amerikaanse hot rods, omgebouwde klassiekers met
een geringe gebruikswaarde. De Blue Flash is gebaseerd op een Ford van 1929. De
minieme bodemspeling maakt elk gebruik onmogelijk. De groene auto ernaast is een
aangepaste Mercury uit 1951. De Outlaw, in 1959 gebouwd rond een V8 van Cadillac
uit 1949, is ook echt een buitenbeentje. Je moet ervan houden. Verder zien we een handjevol
Japanse modellen en wat Porsches, uithangborden voor de speciale tentoonstellingen.
Hot rods: de Amerikanen zijn er gek
op. Volledig onbruikbaar als auto, maar wel een aandachttrekker.
Je moet ervan houden. Petersen deed
dat zeker.
Ed Roth is artiest en bouwt
bijzondere auto's. Dit is zijn eerste ontwerp.
De auto werd in 1959 gemaakt op
basis van de techniek van een Cadillac van 1949.
Een Toyopet Crown, de eerste in
Amerika geïmporteerde Toyota.
Dit model 70 is een van de eerste
auto's met de merknaam Nissan.
Enkele Japanse auto's en wat
Porsches staan in de hal ter gelegenheid van de tijdelijke tentoonstellingen.
Geschiedenisafdeling
Het museum omvat 25 galerieën, deelexposities, verdeeld over drie verdiepingen.
De lift brengt ons naar de bovenste voor het begin van de rondgang. Hoewel
aangeduid als de geschiedenisafdeling, staan er maar enkele echte klassiekers.
Naast de allerminst verrassende Benz uit 1886 - welk zichzelf respecterend museum
heeft niet zo’n replica staan? – en een T-Ford, is dat een Smith uit 1900. Het
is de oudste benzineauto die in Los Angeles is gemaakt en er is er maar één van.
Centraal op de verdieping staan vijf paren van Amerikaanse en Japanse auto’s,
gekoppeld aan een thema. Het eerste is Style. In de autowereld
ontkom je dan niet aan de Italiaanse ontwerpers. Daarom staat er een bijzondere
Chevrolet Corvette met een carrosserie van Scaglietti, de befaamde leverancier
van Ferrari. Het was de bedoeling de auto op de markt te brengen voor rijke
Amerikanen die een elegant Italiaans uiterlijk wilden combineren met de
betrouwbaarheid van Amerikaanse techniek. Verder dan drie prototypen kwam het
niet. General Motors wilde niet meewerken. Tegenover de Corvette staat een
Japanse Prince Skyline coupé, getekend door het huis Michelotti.
In bijna elk automuseum kom je ze
tegen: een replica van de Benz 1886 en een Ford Model T.
Deze Smith (1900) is de eerste auto
met benzinemotor die in Los Angeles werd gemaakt.
Een Chevrolet met een Italiaanse
carrosserie. De bedoeling was een serieproductie, maar zover kwam het niet.
Michelotti ontwierp voor Prince
(later overgenomen door Nissan) deze Skyline.
De achterkant is typisch voor
Italiaanse ontwerpen in die periode.
Deze Fiat 1400 werd door Vignale in
1951 van een koetswerk voorzien. Het ontwerp is van Michelotti.
De auto ziet er uit als nieuw, ook
aan de binnenzijde.
Filmauto’s
Bij het thema Innovation gaat het niet om de buitenkant maar om de techniek. We
zien een Chevrolet Vega met een Cosworth-motor en een Mazda R130 met de destijds
revolutionaire draaizuiger krachtbron (de Wankelmotor). Een geschikte
verbeelding van Freedom vindt het museum de Amerikaanse Corvette Sting Ray en de
Japanse Datsun 1600, voortgekomen uit de Fairlady. Een Suzuki LJ20 en Jeep CJ5
geven invulling aan Utility. Het laatste thema is Distinction met de unieke open
versie van de Toyota 2000GT uit de James Bond-film You Only Live Twice tegenover
een omgebouwde Ford Mustang met namaak zebra-leren zijkanten, gebruikt in de
film Marriage on the Rocks.
Er staan meer originele filmauto’s op deze verdieping. Een hele rij bij elkaar,
van Herbie de Kever tot Back to the Future’s De Lorean en van de Plymouth
Fury-stuntcar uit Christine tot de Batmobile.
Het thema innovatie wordt uitgebeeld
door een Chevrolet en Mazda.
Vrijheid als thema in de autowereld,
met de Datsun 1600 en Chevrolet Corvette.
De Corvette Sting Ray van 1969.
Verre voorloper van de succesvolle
Datsun 240Z, uit hetzelfde jaar als de Corvette, 1969.
Japanse en Amerikaanse
interpretatie van een vrijetijds-terreinwagen: Suzuki (1972) en Jeep (1973).
De Toyota 2000GT in cabrioletvorm is
alleen gemaakt voor de James Bond-film.
In twee weken tijd werden twee
coupés omgevormd tot cabrio's.
Je kunt hier nauwelijks meer een
Ford Mustang in herkennen. De wagen werd gemaakt voor Nancy Sinatra.
In het kader van de historie staan
ook nog verdwaald een oude motorfiets en scooter tentoongesteld.
Petersen heeft op de bovenste
verdieping een afdeling met originele filmauto's.
De authentieke De Lorean uit de film
Back to the Future, met alle apparatuur van de professor.
Een Batmobile uit de Batman-film en
de Hot Rod die gebruikt werd in de eerste film van Iron Man.
Een Duesenberg-replica uit 1984 van
de film The Great Gatsby.
Dream cars
Even verderop stelen drie concept cars en prototypen uit het midden van de jaren
vijftig de show met hun opmerkelijke uiterlijk. De groene Plymouth Explorer was
een zogeheten dream car van Chrysler, door Ghia ontworpen om ideeën op te doen
voor latere seriemodellen. De Storm Z-250 naar een ontwerp van Michelotti in
opdracht van Bertone was
bedoeld voor klanten die door de week een mooie coupé wilden rijden, maar in het
weekend aan races wilden meedoen. Voor die situaties schroefden ze de
carrosserie van het chassis om er een ander op te zetten. Hoe ingenieus het idee
ook lijkt, er was geen markt voor. Met de bruine Mercury D-528 concept car
testte de fabrikant nieuwe ideeën op het gebied van veiligheid, verlichting,
airconditioning en ontwikkeling van het onderstel. In alle gevallen gaat het om
eenmalige auto’s. Het zijn dergelijke bijzondere modellen waar de liefhebber
voor naar het museum gaat.
De Plymouth Explorer uit 1954 is een
zogeheten dream car van Chrysler.
Met dergelijke modellen werden
toekomstige stijlelementen getoetst aan de mening van het publiek.
Dodge Storm 1953, voor Bertone getekend door
Michelotti.
Het idee was origineel: verwissel de
carrosserie en je kunt de wagen gebruiken voor races.
Een concept car van Mercury uit
1955.
In de auto zaten allerlei noviteiten
om uit te proberen voordat ze hun weg vonden naar seriemodellen.
Het voor Amerikaanse begrippen zeer
strakke en sobere dashboard van de toekomstauto.
Industrialisatie
Via een brede wenteltrap – onderdeel van de renovatie van 2015 – komen we een
verdieping lager. Hier is het thema industrialisatie, waarbij de
onderwerpen van de verschillende deelexposities in elkaar overlopen. Een van de
deelthema's is energie. We ervaren dat energiebronnen als elektriciteit en waterstof al
decennia terug werden uitgeprobeerd als alternatief voor benzine. Mogelijk is
voor de toekomst zonne-energie een uitkomst. Dan moeten de vervoermiddelen wel
praktischer worden dan zo'n rijdende sigaar.
Er is meer te zien dan de alternatieve aandrijvingen. Een schitterend duo
bijvoorbeeld: de klassieke Ford GT40 (door Ford in de jaren zestig gemaakt om
Ferrari te verslaan op Le Mans) en de moderne versie daarvan. De klassieker is
trouwens de straatvariant die ooit eigendom was van sterdirigent Herbent von
Karajan.
Naast de gesponsorde bijdrage van Maserati ligt het accent op Japanse auto’s. Een
unieke Dome uit 1978 voert een trio supercars aan. Van dit model is er slechts
één gemaakt, de Honda en Nissan erachter waren serieproducten. Hoewel bewonderd
vanwege hun kwaliteiten, zijn de Japanse merken er nooit goed in geslaagd door
te dringen in de wereld van de gevestigde merken van supersnelle sportwagens.
Elders op deze verdieping staat het bewijs dat op het circuit en bij races de
auto’s uit het Oosten niettemin hun partijtje hebben meegeblazen.
De elektrische auto die General
Motors op de markt bracht en er een paar jaar laten weer weg haalde.
Galt 1914, een benzine-elektrische
hybride. Rechts de opmerkelijke richtingaanwijzers.
Elektrisch rijden is helemaal niet
nieuw, laat deze Detroit zien.
Al in 2002 bood Honda een model met
brandstofcel aan (rechts). Meer dan een handjevol werden er niet gemaakt.
Het onderstel van een Tesla.
Toekomstmuziek: voortstuwing op
basis van zelf opgevangen zonlicht?
Het museum heeft de originele GT40
naast het nieuwe model uit 2017 gezet.
De wegversie van de Ford GT-40 uit
1967. De racewagen was ontworpen om Ferrari te verslaan bij de 24-uur van Le
Mans.
Superauto's uit Japan: een Honda NSX
en Nissan.
De Dome is een eenmalige supercar
uit 1978.
De techniek is afkomstig van een
Nissan 280Z.
Prototypen/conceptcars van Infiniti,
links een model van 2017, rechts van dit jaar.
Het winnende conceptmodel voor een
nieuwe Mazda RX-7, in 1993 tot stand gekomen.
Japanse rally- en raceauto's vullen
de andere thematentoonstelling aan.
Japanse auto
Het grootste deel van het vloeroppervlak is bestemd voor de tentoonstelling over
de ontwikkeling van de Japanse auto. De zaal is mooi ingericht, met veel ruimte
om de auto’s heen. Ze staan er te glimmen als ware kunstwerken. Voor veel
bezoekers aan Petersen zijn het vast verrassende modellen die ze nooit eerder
hebben gezien. Sommige zijn misschien wel voor het eerst op Amerikaanse bodem.
Voor ons is het vooral een feest der herkenning, met herinneringen aan het
bezoek aan het Toyota Automobile Museum in april 2016. Goed kans
dat het voor een deel zelfs om dezelfde auto’s gaat. We blijven hier niet lang
hangen en schenken alleen aandacht aan de twee die we in Japan niet zijn
tegengekomen: een Datsun uit 1937 en een licht gekleurde in plaats van zwarte
replica van de Toyoda AA 1936.
Een hele zaal is gewijd aan de
historie van de Japanse auto.
Een Datsun 16 Coupé uit 1937.
Zoals de meeste vroege Japanse
auto's is de Datsun opvallend smal.
Replica van de eerste auto van
Toyota, de Toyoda (nog met een d) AA.
Bij de ontwikkeling was goed gekeken
naar de Chrysler Airflow.
Hino bouwde de Renault 4CV in
licentie.
Tweehonderd van deze ultra lichtgewicht Flying Feathers werden in 1954/1955
gebouwd.
Het wagentje bleek geen succes.
Slechts 85 exemplaren van de Fujicabin 5 A werden in 1955 gemaakt.
De Fuji had maar één lamp, een kunststof carrosserie en een eencilinder tweetakt
motor van 121cc.
Met de Mazda R360 zette de
fabrikant uit Hiroshima de eerste stappen met personenwagenproductie.
Vooraan de Mitsubishi 500 uit 1961.
In 2016 zagen we auto al in het
Toyota Automobile Museum.
Het eerste productiemodel van
Suzuki, de Suzulight (1957).
Nissan Silvia 1966, gebaseerd op de
Fairlady.
Fraaie strakke lijnen kenmerken deze
kleine coupé.
De Toyota 2000GT als coupé en
achterin de Mazda Cosmo.
Porsche
Een verdieping lager is er nóg een tijdelijke expositie, gewijd aan Porsche.
Hiervoor geldt hetzelfde als voor de Japanners: fraaie modellen die op
aantrekkelijke wijze worden gepresenteerd maar weinig nieuws bieden. De
exclusieve vierdeurs Porsche 928 zagen we eerder in het fabrieksmuseum in
Stuttgart, net als de 917 racewagen en de verschillende varianten
op basis van de 356 en 911. Niettemin is er een kleine verrassing: een grijze
cabriolet met als typenaam Continental. De New Yorkse Porsche-importeur vond het
beter de sportwagen in Amerika een naam te geven in plaats van een getal. Al
snel volgde een protest van Ford, dat de typenaam had vastgelegd voor een eigen
model. Continental werd European en snel daarna gewoon 356. De gouden letters op
de flanken maken van een ogenschijnlijk bekende verschijning toch nog iets
bijzonders. De auto maakt deel uit van de eigen collectie van het museum.
Tot besluit van onze rondgang zien we op de begane grond nog een aantal auto’s
waarvoor het woord bizar nog te gewoon is. Het gaat om kunst, waarbij creatieven
hun innerlijke gevoelens op basis van auto’s tot expressie hebben gebracht.
Een tijdelijke tentoonstelling over
Porsche.
Een Amerikaanse 356 links en rechts
een 911.
De 356 behoort tot de eigen
collectie.
Voor de Amerikaanse markt werd de
naam Continental bedacht, maar Ford protesteerde.
De 356 en 911, twee iconische
modellen van het merk.
Een vroege Targa, waarvan het
achterste dakdeel nog kon worden neergeklapt.
Een Porsche 550 Spyder van 1955 en
een Carrera GT van begin deze eeuw.
Een eenmalige creatie: een 928 met
vier deuren. Afkomstig van het Porsche Museum in Stuttgart.
Porsche Carrera 6 en de beroemde
917.
Gekker is nauwelijks mogelijk. De
kleurrijke bol in de kofferbak draait rond.
Humor is de maker niet vreemd.
Deze Hot Rod uit 2001 was
oorspronkelijk een Ford 1932.
Een Kenworth-cabine op een Ford-chassis,
gemaakt in 1970.
Dit kunstwerk uit 1964 heeft de
klinkende naam Orbitron.
Depot
Als aanvulling op het museumbezoek van vanochtend, is het tijd om de verstopte collectie te gaan
bezichtigen. Petersen biedt verschillende opties: een korte rondleiding van vijf kwartier en een
langere van twee uur. Al maanden geleden hebben we via internet kaartjes voor de
lange toer gekocht. De groep bestaat uit acht man en
één vrouw. Bij aanvang spreekt gids Andy ons vriendelijk doch streng toe. Het
is ten strengste verboden foto’s of films te maken, de afstand tot de auto’s
moet minimaal een meter blijven en het is niet de bedoeling op je eentje in het
depot te gaan rondzwerven. Voor alle zekerheid en extra oplettendheid gaat een
geüniformeerde bewaker mee, alsof we de goudvoorraad van Fort Knox gaan
bekijken. Het komt overdreven over, zeker als je weet wat er in andere automusea
aan waarde staat. De lichte ergernis verdwijnt snel als de man ons enthousiast
en deskundig langs de geparkeerde auto’s voert. Petersen Automotive Museum
overdrijft niet in de bewering een rijke en bijzondere collectie in huis te
hebben. Dat klopt. Hier in de kelder staan er 250, naast elkaar geparkeerd als
in een parkeergarage van een drukke stad. Zelfs de gangpaden zijn niet vrij. De
veelzijdigheid is groot: van massaproducten tot unieke exemplaren, met nadruk op
de laatste. Neem alleen al de auto’s van de wereldleiders. We zien de Lincoln
van president Nixon, volledig voorzien van kogelvrij glas, behalve bij de
voorruit. Een kogel zou de ruit ondoorzichtig maken waardoor de chauffeur niet
meer kon rijden. Op de verbaasde blikken van zijn gasten dat een getroffen
chauffeur ook niet erg hard meer rijdt, heeft de gids ook geen antwoord, moet
hij toegeven.
De rondleiding door de opslagruimte
wordt gepromoot in de hal.
Gepantserd
De auto’s voor de groten der aarde zijn omgeven met mooie verhalen. Voor het
bezoek van Paus Johannes Paulus II aan Mexico werd een Cadillac omgebouwd tot
pausmobiel. Kosten: 900.000 dollar. De paus vond de auto prachtig. Zijn
beveiligers niet. Ze beoordeelden de open auto als onveilig en de kerkleider
heeft er nooit in gezeten.
Voor de Russische regeringstop stonden limousines van ZIL klaar om hen te
vervoeren. Sovjet-leider Chroesjtsjov had er niet veel mee op. Hij koos dikwijls
voor de kleinere Tchaika. Die auto staat nu hier in de kelder in Los Angeles.
Ernaast staat de gepantserde Mercedes-Benz SEL van de gevreesde Filipijnse
leider Ferdinand Marcos. Ook Saddam Hoessein had een Mercedes en wel een 600
Pullman Landaulette. Deze auto was niet gepantserd. Hij vertrouwde erop dat
niemand in zijn land het in zijn hoofd zou halen of de kans kreeg een aanslag te
plegen. De auto is nog volledig origineel. De ster op de radiateur ontbreekt en
in de motorkap zit een deukje. Dat wordt zo gelaten. De Amerikaanse president
Franklin D. Roosevelt was de eerste die wél een gepantserde auto kreeg. Ook deze
auto staat hier in de garage.
Onze gids wijst op een auto van de Chinese leiders, een Hongchi. De kwaliteit
van de lak is erbarmelijk. Zelfs de partijtop kon geen aanspraak maken
op kwaliteit. De Chinezen konden gewoon geen betere auto maken in die tijd.
Een witte Chrysler Imperial uit de jaren vijftig is veelvuldig gebruikt door de
presidenten Eisenhower en Nixon. Chrysler wilde de auto aan het Witte Huis
schenken, maar dat was tegen de regels. De auto bleef in eigendom van de
fabriek, maar werd ‘uitgeleend’ op alle momenten dat de president erom vroeg. Er
zijn heel wat ritten van Detroit naar Washington en terug mee gemaakt.
De ongepantserde Mercedes-Benz van Saddam Hoessein
en de gepantserde Cadillac van Roosevelt.
De auto's van Russische en Chinese
leiders: Tchaika en Hongchi.
De Chrysler die eigendom bleef van de fabriek
en de nooit gebruikte Cadillac-pausmobiel.
(Bron van bovenstaande foto's: video-rondleiding uitgebracht door Petersen.)
Citroën
In de ondergrondse ruimte staan opvallend veel Franse auto’s. Dat is niet
toevallig. Leider van het museum is tegenwoordig Peter Mullin, gek op de
topmerken en alledaagse modellen uit Frankrijk. Een deel ervan staat in zijn
eigen museum in Oxnard, waar ook een depot is gevestigd. Kennelijk
is dat vol, want een aantal van zijn auto’s staat hier. We zien veel Delahayes,
Delages en Voisins, waaronder een model uit 1949, het laatste productiejaar. Er
staan verschillende Citroëns Traction Avant, onder meer een exclusieve
cabriolet. We zien verder een M35 (de Ami coupé met Wankelmotor), een 2CV Sahara
met twee motoren en vierwielaandrijving, een paar gewone ‘Eenden’, een Ami 6 en
DS. Andy gaat uitgebreid in op deze voor zijn Amerikaanse gasten onbekende
auto’s. Als aanvulling op zijn verhaal kunnen wij nog vertellen over de 2CV als symbool van
de geitenwollensokkengeneratie. Dat dergelijke auto’s bij ons gemeengoed waren
in de jaren zestig en zeventig vinden ze maar vreemd in Amerika.
Wij daarentegen staan weer raar te kijken bij de hot rods, voor ons toch
randverschijnselen in de autowereld. Grondlegger Petersen dacht daar toch echt
anders over en veel Amerikanen met hem. Ze worden door onze groepsgenoten stuk
voor stuk nauwkeurig als ware kunstwerken bestudeerd.
Een curieus ombouwwerkje is ook een Chevrolet El Camino met een staartstuk van
de Cadillac 1959.
PETERSEN AUTOMOTIVE MUSEUM
Petersen Automotive Museum dankt de naam aan initiatiefnemer Robert E. Petersen
(1926-2007), oprichter en uitgever van het blad Hot Rod (1948) waaruit het
tijdschriftenconcern Petersen Publishing ontstond. Naast veel autogerelateerde
bladen – waaronder Motor Trend met tegenwoordig meer dan 1 miljoen lezers – gaf
het bedrijf een scala aan titels uit. Als hobby brachten Petersen en zijn vrouw Margie een collectie auto’s en antieke wapens bijeen.
In 1994 werd het museum geopend, met een inbreng van een deel van Petersens
eigen collectie voertuigen en die van het National History Museum van Los
Angeles.
Het gebouw was aanvankelijk een warenhuis, neergezet in opdracht van het Japanse bedrijf Seibu.
Dat wilde de Amerikaanse markt veroveren, maar verkeek zich op de
belangstelling. Twee jaar na de opening in 1962 gingen de deuren al weer
dicht. Tussen 1965 en
1986 was het opnieuw een warenhuis, dit keer van Ohrbach. In 1992 kocht Petersen
het gebouw om het als museum in te richten. In 2015 volgde een grondige
renovatie. Het uiterlijk veranderde drastisch met een nieuwe gevel. Binnen werd
meer flexibiliteit gecreëerd voor tijdelijke exposities.
In 2011 ontving het museum een gift met een waarde van 100 miljoen dollar van
Petersens weduwe en de Stichting die Petersen en zijn vrouw hadden opgericht.
Onderdeel van de gift was een groot deel van de autocollectie van het echtpaar.
In totaal doneerde Robert en Margie in de loop der jaren zo’n 135 auto’s.
Wilshire Boulevard in Los Angeles was – in de jaren twintig – de eerste shopping
mall ter wereld, met naast elkaar gesitueerde warenhuizen met aan de achterzijde
een parkeergarage.
Elvis Presley
Andy schudt de feiten moeiteloos uit de mouw. Hij weet alles over
cilinderinhoud, vermogen, historie en eerdere eigenaren. “Kijk, die DeTomaso Pantera is van Elvis
Presley geweest en die Cadillac uit 1953 van Rita Hayworth. In deze Jaguar XK SS
heeft Steve McQueen gereden”, zegt hij, daaraan het verhaal koppelend over de
brand in de Jaguarfabriek waardoor de XK SS’en zo zeldzaam en waardevol zijn
geworden. Hij wijst op een unieke Porsche 914 met een achtcilinder motor en even
later op een goudkleurige De Lorean. Het blijkt geen verf, maar echt goud. Bij
wijze van promotie van credit cardmaatschappij American Express stond de wagen
in 1981 in de Kerstmis-cadeaucatalogus. Prijs: 85.000 dollar. Een Texaanse bank
deed zichzelf er één cadeau en zette de wagen in de hal van het bankgebouw. Tot 2003
bleef de gulden De Lorean daar, waarna de auto een museumstuk werd.
Het museum voor en na de grondige
renovatie van 2015.
Superhelden
Natuurlijk heeft Petersen ook Ferrari’s en Maserati’s in de kelder staan.
Sterker nog: de allereerste sportwagen die Ferrari bouwde, staat hier. Van
recenter datum zijn een Jaguar XJ220 en Bugatti EB110, de superhelden van hun
tijd. Een Tucker staat wat weggestopt in een hoekje alsof het zomaar een
Amerikaanse auto is geweest. Het is fantastisch om hier rond te lopen, maar keer
op keer vraag je je af: waar heb je een museum voor als je dit in de kelder laat
staan? Ze zijn aardig hoor, de Jeep en Suzuki die we eerder vandaag boven zagen,
maar geen museumstukken. Dit wel. Op de vraag komt geen goed antwoord. Ook Andy
komt niet verder dan de verklaring van het beleid om wisselende
tentoonstellingen te hebben om steeds nieuw publiek te trekken. Bovendien gaat
een aantal auto’s geregeld naar shows, zodat het publiek er kennis mee kan
maken. Echt bevredigend klinkt het allemaal niet.
Ronde deuren
Tot besluit van zijn rondleiding neemt hij ons nog even mee naar de garage. Daar
staat een Rolls-Royce Phantom I met een carrosserie van Jonckheere.
Karakteristiek zijn de bijna ronde deuren, de schuin geplaatste radiator, de
dubbele schuifdaken en de staartvin. De Phantom werd aanvankelijk in 1925
afgeleverd als cabriolet, gemaakt bij Hooper. In 1934 liet een volgende eigenaar
het koetswerk vervangen door dit van de Belgische carrosseriebouwer. In de loop
der jaren wisselde de auto verschillende keren van eigenaar en van kleur. Op
enig moment was de Rolls goudkleurig. Na vele omzwervingen over de wereld kwam de
auto in 2001 bij Petersen.
Deze laatste auto van de rondleiding is symbolisch voor deze boeiende, maar wat
verwarrende dag. De Rolls-Royce siert nota bene het omslag van de
museumcatalogus, maar is niet te bezichtigen door de gewone bezoeker die geen
dertig dollar neertelt voor de extra toer door de kelder. Een kaartje kopen voor
het Rijks maar moeten afzien van de Nachtwacht…
■
J.B. Nethercutt verdiende
veel geld met zijn cosmetica-
bedrijf.
Zijn zoon zet de hobby van vader voort en
laat geïnteresseerden
graag meegenieten. oktober 2018
Een deel van de beroemde
Harrah Collection is bewaard
gebleven en staat in het National Automobile Museum in
Reno, Nevada. We gingen er kijken en maakten een tijdreis. september 2018
Zo'n vijftig vooral
exclusieve en bijzondere klassiekers
staan letterlijk te schitteren in de spotlights van het
Blackhawk Museum in Danville. Een impressie. september 2018