Ford Piquette Avenue Museum

Detroit (USA)



●  Voormalige Ford-fabriek
●  Tweede fabriek, gebouwd in 1904
●  Productie modellen B t/m T  
●  Ontwikkeling van de T-Ford
●  Ford-modellen en hun concurrenten 


mei 2022
 

  


De kraamkamer van de T  
 

In zijn fabriek aan de Piquette Avenue in Detroit ontwikkelde Henry Ford het beroemde Model T en startte er de productie. Het gebouw is bewaard gebleven en tegenwoordig een museum. Luxe is er niet te vinden, historie des te meer. Een aantal dagen per week zijn bezoekers welkom zich op historische bodem in de historie van de T-Ford te verdiepen. We laten ons graag meenemen naar de tijd van toen.
 


Er is de laatste jaren veel tegen de vlakte gegaan aan oude, vervallen fabrieksgebouwen in Detroit. Tientallen jaren stonden ze leeg, onbeheerd en verwaarloosd. In het kader van de strijd tegen de allesoverheersende verpaupering van de stad zijn ze eindelijk afgebroken. Dat lot is de voormalige fabriek van Studebaker aan de Piquette Avenue gelukkig bespaard gebleven. Het is meer dan zomaar een oud gebouw. Hier is autogeschiedenis geschreven. Dit is de geboortegrond van de op één na meest gemaakte auto uit de geschiedenis die in 1999 tot auto van de eeuw werd uitgeroepen. Tot 1910 was het pand namelijk van de Ford Motor Company. Hier maakte het jonge merk de modellen B tot en met S. Hier bedacht en ontwikkelde Henry Ford met zijn team van medewerkers de legendarische T-Ford. Twee jaar werd dat model hier ook gemaakt, totdat Ford verhuisde naar Highland Park en de fabriek overdeed aan Studebaker.
 

Het oude gebouw is gelukkig bewaard gebleven.

Museum
Sinds een jaar of vijftien is het gebouw - 122 meter lang, 17 meter breed - omgevormd tot een museum. Geen luxe expositieruimte, maar een plaats waar de historie zichtbaar is, met ruimte voor een aantal auto’s die daarmee te maken hebben. Daarmee is het een bestemming die iemand met interesse in de autogeschiedenis met eigen ogen gezien wil hebben. Na het lezen van vier dikke biografieën over Henry Ford, een rondgang door zijn woonhuis en door de villa van zijn zoon Edsel, het bestuderen van zijn allereerste auto, een bezoek aan de boerderij van zijn ouders en aan het schooltje waar hij leerde lezen en schrijven, is het de hoogste tijd ook deze historische plaats te gaan bekijken. Bij een vorig bezoek aan Detroit, in 2010, is het er niet van gekomen.
De bezichtiging is gepland voor een donderdagmiddag in mei, als onderdeel van een reis door Amerika. Het is puur toeval dat we vanochtend in het Detroit Institute of Arts waren, het schitterend kunstmuseum met onder meer de fresco’s van Diego Rivera die laten zien hoe het er in een autofabriek van de jaren twintig aan toe ging. Fords fabriek aan Highland Park stond hiervoor model. Hij verhuisde naar die plaats toen door het succes van de T-Ford Piquette Avenue al heel snel te klein werd.
 

Geen luxe expositieruimte, maar een oude fabriek. Je gaat terug in de tijd.

Er is veel moeite gedaan deze historische plek te behouden.

Verveloos
De ingang is sjofel. Geen luxe entree maar een deur aan de zijkant van het gebouw waarachter een trap naar boven is. De ontvangst is op de eerste etage. De muren zijn verveloos, de vloer is al heel oud. We zijn in een oude fabriek terechtgekomen, niet in een mooi verzorgd museum. Dat geeft juist het gevoel dat je eventjes deel uitmaakt van een ver verleden. Het is tien voor twee. De man bij de receptie vraagt waar we vandaan komen. Nederland? Ah, hij kent het voormalige museum van Den Hartogh, waar tot voor kort de grootste collectie ter wereld van vooroorlogse Fords onderdak vond. Hij had er ooit nog eens naar toe gewild. Jammer dat het niet meer kan. Hij informeert of we belangstelling hebben voor een rondleiding om twee uur. Die biedt hij graag aan, ook al is er verder niemand. Op zo’n aanbod zeggen we natuurlijk ja. Hoewel de historie meer dan bekend is, steek je er altijd iets van op.
Even voor twee uur melden zich nog meer bezoekers. Zij willen ook graag meer te weten komen, zodat er toch nog een heel groepje is.

 

In het gebouw staan auto's tentoongesteld die de geschiedenis van Ford inzichtelijk maken.

De wachtkamer/showroom van een toenmalige dealer is nagebouwd.

Het aanbod was beperkt tot één model, zij het in verschillende uitvoeringen.

Kantoor
Onze gids door de fabriek en door de tijd is Don LaCombe. Hij neemt ons mee naar het begin van de vorige eeuw. Hij vervlecht historische informatie met mooie anekdotes. Als eerste bekijken we het kantoor van Henry Ford. Het is ingericht zoals het destijds ook was. Een foto uit die tijd geldt als overtuigend bewijsmateriaal. Naast het gebruikelijke bureau staat een slaapbank. Niet zelden werd het zo laat dat het niet loonde om nog naar huis te gaan. Ford bleef dan in zijn fabriek. Er staat ook een verrekijker. Daarmee keek Henry Ford naar vogels, een van zijn hobby’s. In de kluis in de hoek werden tekeningen en ontwerpen opgeslagen. Geld zat er niet in. Dat werd bewaard in een kluis op de begane grond, beheerd door zijn naaste medewerker James Couzens, tevens aandeelhouder van het eerste uur. Hij zorgde ervoor dat het bedrijf financieel gezond bleef en hield Ford op financieel vlak bij de les. Later verkoelden de verhoudingen tussen de twee. In 1919 verkocht Couzens al zijn aandelen en ging in de politiek. Hij werd burgemeester en later senator voor de staat Michigan.

 

Het nagebouwde kantoor van Henry Ford met de originele kluis nog in de hoek.

Een foto van Henry Ford in zijn kamer.

Rode T-Ford
Recht tegenover Fords kantoor, een afstand van een meter of vijf, was het laboratorium gevestigd. Zo kon hij zicht houden op wat er gebeurde en snel op de hoogte worden gebracht van een nieuwe ontdekking.
Tussen werkkamer en lab staat in de gang een rode T-Ford. Don legt uit dat het een fabel is dat alle modellen zwart waren. We wisten dat al. Hij vertelt dat in de beginjaren series van een enkele kleur werden gemaakt, eerst een hele reeks rode, toen groene en daarna donkerblauwe. Pas in 1914 ging Ford over op de standaardkleur zwart. Hij gaat uitgebreid in op de verklaring voor de keuze van zwart. Het verhaal gaat dat zwart sneller zou drogen, waardoor efficiënter kon worden geproduceerd. Waarschijnlijk is dat verhaal onjuist, krijgen we te horen. Onlangs is uitgebreid wetenschappelijk bronnenonderzoek gedaan. Er zijn inderdaad studies gevonden naar het drogen van uiteenlopende kleuren. Het verschil bleek echter zeer gering. Hoewel het niet voor honderd procent zeker is omdat het nergens in verslagen is vastgelegd, lijkt de kostprijs toch de doorslaggevende factor te zijn geweest. Bronnen van destijds geven aan dat de pigmenten voor zwart aanzienlijk goedkoper waren dan die voor andere kleuren.
 

Deze Ford van 1909 is een van de eerste T-modellen uit de Piquette-fabriek.

Een T uit 1912 in een standaardkleur, blauw met zwarte spatborden.

Model A
We lopen het gebouw in, de vroegere productieruimte. Don vertelt over de eerste jaren van de Ford Motor Company. Henry’s eerste model was de A, in 1903 gepresenteerd. Dat model is hier nooit gemaakt. Fords eerste fabriek lag aan de Mack Avenue in Detroit. Hij had het gebouw gehuurd. Een reconstructie op verkleinde schaal is te vinden in Greenfield Village, het door Ford zelf opgerichte openluchtmuseum naast het Ford Museum.
Het gebouw aan Piquette Avenue is in 1904 als autofabriek opgezet en gebouwd. In de buurt hadden ook andere merken hun fabrieken. Ford was eigenaar en liet voorzieningen treffen om risico’s voor een grote brand te verkleinen. Er was een vorm van sprinklerinstallatie met een grote watervoorraad boven in het gebouw. Zware tussendeuren scheidden delen van de verschillende verdiepingen.
 

Replica van de fabriek aan Mack Avenue in openluchtmuseum Greenfield Village, met binnen de 15 miljoenste T-Ford.

Het Model A is nooit in Piquette Avenue gemaakt.

Dit model toont de opzet van de Quadricycle van 1896, Fords eerste auto.

Onderdelen
Vanaf het model B zijn hier alle voorlopers van de T in elkaar gezet. Bewust praat Don over ‘in elkaar zetten’. In het begin kocht Ford vrijwel alle onderdelen in. Voordat ze in 1914 hun eigen automerk startten, waren bijvoorbeeld de gebroeders Dodge belangrijke toeleveranciers. Later zou Ford meer en meer in eigen beheer gaan produceren; op het terrein van zijn latere fabriek waren zelfs hoogovens en werd glas gemaakt. Daarvan is ten tijde van Piquette Avenue nog lang geen sprake.
Op de verdieping waar we nu staan, zijn de verschillende typen bij elkaar gezet, de B, C, F, K, N, R en S. De tussenliggende letters horen bij ontwerpen die nooit in productie zijn genomen. De B was een luxe en dure auto met een viercilinder motor voorin. De C en F waren technisch gebaseerd op het veel eenvoudiger Model A. De 'motorkap' aan de voorkant is misleidend: de motor was nog onder de voorbank geplaatst. Vandaar dat de slinger aan de voorkant ontbreekt.
Het grote, dure zescilinder Model K was voor Henry Ford aanleiding om zich te ontdoen van zijn financiers-aandeelhouders. Hij wilde een auto voor de massa maken, niet voor een handjevol notabelen. Bovendien had Ford een hekel aan zescilinders.
 

Ford B Tonneau 1904, een veel luxer en zwaarder model dan de A.

De B was een forse vierzitter, maar niet het massamodel dat Henry Ford voor ogen had.

Twee keer een Model C, van 1904 en 1905.

Ford Model F, bouwjaar 1906.

Twee verschillende uitvoeringen van de F.

Bij de F zat de motor nog steeds - net als bij de A en C - onder de voorbank.

De 6-cilinder K, een dure auto waar de aandeelhouders op hadden aangedrongen.

De K kwam er ondanks de hekel die Henry Ford aan het concept had.

Het bewaard gebleven exemplaar ziet er fraai uit.

Met de N uit 1906 werd de ontwikkeling tot de T in gang gezet. De motor lag voorin.

Met de R is een doorontwikkeling van de N.

Model S volgde op zijn beurt de R op.

Een exclusieve, niet gerestaureerde SR Roadster uit 1908.
 

Lopende band
De fabriek aan Piquette Avenue heeft nooit een lopende band gekend zoals wij dat begrip gebruiken. In het Engels is er een onderscheid tussen assembly line en moving assembly line. Wel serieproductie, maar geen lopende band, zou je kunnen zeggen. De auto’s werden naast elkaar opgebouwd uit de aangeleverde onderdelen. Ze stonden zij aan zij zoals de verschillende modellen nu ook staan. Door de snel stijgende vraag naar zijn model T, moest Ford uitzien naar een nieuwe locatie voor massaproductie. Hij liet in Highland Park een nieuwe fabriek bouwen, waar in 1913 de lopende band werd ingevoerd.
De rondleiding gaat verder op de bovenste etage. De hele groep gaat gemakkelijk in een oude autolift. Die is van latere datum, door Studebaker geïnstalleerd.
De bovenverdieping van het museum draait om de T. Hier staan onder meer bijzondere versies. Don wijst op een T-Ford met enorme wielen achter, voorloper van de tractor en populair bij de boeren. Zo'n set wielen was een accessoire, voor 125 dollar verkrijgbaar via de dealer. Kocht je een tweedehands Fordje, dan was je voor het geheel minder kwijt dan voor een paard.
Onze gids wijst verder op de radiator. De F en de d van het beeldmerk zijn extra breed. Dit ‘gevleugelde’ logo is alleen te vinden op de modellen die in Piquette Avenue zijn gemaakt. Latere jaargangen hebben de schrijfwijze zoals we die in grote lijnen nu ook nog zien.
 

De autolift is niet uit de Ford- maar uit de Studebaker-periode.

De opzet van de vroegere fabriek is nog goed zichtbaar.

De auto's werden zij aan zij opgebouwd uit aangeleverde componenten.

Het museum laat een groot aantal bijzondere uitvoeringen van de T zien.

Een rode T met kap, voorruit en koplampen: allemaal extra's waarvoor de de klant moest bijbetalen.

Tweedeurs gesloten modellen uit respectievelijk 1922 en 1927.

Zo zag de carrosserie onder het metaal er uit.

De T was een 'all round'-model, ook te gebruiken om er een pick-up van te maken.

Een tweedehands Fordje met dergelijke wielen was goedkoper dan een paard.

De T ging met enige aanpassing ook sneeuw en ijs te lijf.

Een 'chemical fire truck' van 1921.

Van de T werden uiteenlopende sportversies afgeleid.

Een voorloper van de stationcar en een bestelwagen.

De zwierige F en d vind je alleen op de T-Fords die in Piquette Avenue zijn gemaakt.

T-Ford
Helemaal achter in de hoek is de ruimte die Henry Ford rond 1906 van de rest van de fabriek liet afscheiden. Er mochten geen ramen in. Voor slechts een paar medewerkers was het toegestaan naar binnen te gaan. Ze ontwikkelden met elkaar de T-Ford. Volgens Don gaf Henry Ford geen bevelen, maar stimuleerde hij zijn team met oplossingen te komen. In de geschiedschrijving zijn veel geniale technische ideeën ten onrechte toegeschreven aan Ford zelf. Als iemand met een idee kwam, werd dat op een groot schoolbord uitgetekend en aangepast, net zo lang tot er geen verbetering mogelijk was. Hier ontstond bijvoorbeeld de afschroefbare cilinderkop. Ford zelf bracht als suggestie het gebruik van vanadiumstaal in. Hij had in buitenlandse publicaties gelezen dat dit sterker en lichter was en in de Europese auto-industrie al werd gebruikt.
In 1908 gingen de deuren van het afgesloten kamertje open. De andere medewerkers waren getuige van de geboorte van de auto die het aanzien van de samenleving definitief zou veranderen en Henry Ford tot de rijkste en machtigste man van Amerika zou maken.
 

Achterin liet Henry Ford een ruimte aftimmeren waar in het geheim de T werd ontwikkeld.

Nieuwe ideeën werden vastgelegd op een schoolbord om verder verbeterd te worden.

Links stuur
Anders dan de auto’s van die tijd, heeft het model T een stuur aan de linkerkant. Waarom dat is, is nergens officieel vastgelegd. In de archieven is niets te vinden over mogelijke beweegredenen, weet Don te vertellen. Volgens overleveringen zou het idee afkomstig zijn van Fords vrouw Clara. De straten van die tijd lagen vol paardenpoep en -pies. Clara was gesteld op nette kleren. Als meerijdende dames aan de stoepkant kunnen uitstappen, legde ze haar man voor, voorkom je dat hun schoenen of kleren vies worden. Of het verhaal waar is? Niemand die het kan bewijzen. Het klinkt in elk geval niet onlogisch en Clara was een van de weinigen van wie Ford iets meteen aannam.
 

Is Clara Bryant Ford verantwoordelijk voor het stuur aan de linkerkant?

Airconditioning
Het is warm in het gebouw. Onze gids heeft er zichtbaar moeite mee. Een grote ventilator zorgt voor enige verkoeling. Aan airconditioning hoef je hier niet te denken. Het is immers geen modern museum, maar een oude fabriek. We zijn eventjes in 1910, niet in 2022.
Als onderdeel van het tijdsbeeld toont het museum niet alleen oude Fords, maar showt het ook de concurrentie uit die tijd. Denk daarbij aan een Regal (met een zogeheten underslung-opbouw waarbij het chassis onder de assen hangt), een Maxwell, Dodge, Cadillac, Detroit Electric en Brush. Toen het Studebaker-museum hoorde over het initiatief om in het historische pand een museum in te richten, schonk het een auto in bruikleen. Per slot van rekening heeft het gebouw ook een Studebaker-verleden.
Er is één dissonant: een nagebouwde Ford GT uit 1967. Wat het verhaal ook is, de auto hoort niet thuis in deze omgeving. Zet die maar ergens anders neer.
 

Een Flanders en Hupmobile uit de beginjaren van de T.

Maxwell bood ook een goedkope auto aan. Het merk vormt de basis voor het latere Chrysler.

De broers Dodge kwamen met een eigen auto (links, 1915). De Studebaker rechts is van 1916.

Een Regal, ook een automerk uit Detroit, met een zogeheten underslung-chassis.

Een Brush Runabout en een Cadillac, beide bouwjaar 1911.

Uit 1912 is deze Overland, model 59T.

Een auto die geheel niet past in deze omgeving: een 2004-replica van de Ford GT 1967.

Vrolijkheid
Als we om een paar minuten voor vier vertrekken, regent het pijpenstelen. Foto’s van de buitenkant van de fabriek schieten erbij in. Het blijft bij een plaatje vanuit de auto, door de natte voorruit heen. De voorzijde van het gebouw is gelukkig eerder vanmiddag vastgelegd.
We rijden het terrein af. De omgeving straalt weinig vrolijkheid uit. Piquette Avenue kent geen luxe. Dit is geen wijk waar veel mensen enthousiast een huis betrekken. Dat Detroit in het verleden betere tijden heeft gekend, is hier voelbaar. Dat maakt de plek niet minder gedenkwaardig. Met gevoel voor dramatiek zeggen de Amerikanen het zo: ‘As the birthplace of the Ford Model T car, the Ford Piquette Avenue Plant is recognized as one of the most significant automotive heritage sites in the world.’ Voor wie interesse heeft in de autohistorie in het algemeen en Ford in het bijzonder is een bezoek niet zomaar een museumbezoek maar een bijzondere gebeurtenis.

Een plaatje van de fabriek vanuit de auto. Meer zit er door de regen niet in als we vertrekken.


 

  Bekijk ook:

 

 

Onderweg in Amerika   
 
Vijf weken toeren door de Verenigde Staten
levert talloze ontmoetingen op met
bijzondere auto's. Een impressie.
 
 
mei en juni 2022

 

Wereldcollectie tussen de bollenvelden

In het eeuwfeest van de lopende band een
hernieuwde kennismaking met 's werelds grootste
collectie vooroorlogse Amerikaanse Fords.

oktober 2013 - laatste aanvulling juni 2018
(museum is opgeheven)