Automuseum Dr. Carl Benz

Ladenburg (D)



 
●  Cultureel erfgoed van familie Benz
●  Museum op historische plaats
●  Rondgang door het museum
●  Drijfveren van een verzamelaar
●  Carl of Karl?

 
oktober 2009

 


 

  


Eerbetoon aan de oude meester


Carl Benz en zijn vrouw Bertha leefden begin vorige eeuw in Ladenburg, een pittoresk stadje aan de rand van Mannheim, gelegen aan de Neckar. In de fabriek waar Benz met zijn zoons Eugen en Richard destijds auto’s maakten, is nu een bescheiden maar interessant museum gevestigd. Een initiatief van een particulier, die vindt dat deze historische plek van zijn beroemde plaatsgenoot niet verloren mag gaan.

 

De oude fabriek is in volle glorie hersteld en herbergt een interessante collectie.

Hier maakten Carl Benz en zijn zonen hun auto's.

Op de parkeerplaats staan een paar jonge klassieker.
 

Om even voor twee uur gaat het hek open. Even later staan er al enkele auto’s op de parkeerplaats. We zetten die van ons naast een young timer, een Rolls-Royce Silver Spirit. We zijn in goed gezelschap. Ook andere liefhebbers en geïnteresseerden willen wel eens een kijkje nemen in de historische fabriek van Carl Benz en zijn twee zonen. Waar eerst groot de firmanaam op het pand stond, is nu te lezen Automuseum Dr. Carl Benz. Aan weerszijde prijkt het beeldmerk van de autobouwer. Buiten het zomerseizoen is het museum alleen op woensdag-, zaterdag- en zondagmiddag geopend. Gebouw noch expositie laten zich vergelijken met dat andere museum met Benz in de naam, het Mercedes-Benz Museum in Stuttgart. Dat is modern, groot en luxe. Dit is oud, beperkt en soberder. Maar het is zeker sfeervol en de historie maakt deze bestemming meer dan de moeite waard. Bovendien is Ladenburg een alleraardigst plaatsje, waar de Romeinse tijd en middeleeuwen hun sporen zichtbaar hebben achtergelaten. De band met de familie Benz is al meer dan een eeuw oud. Het museum beklemtoont dat nog eens. Al bij de gemeentegrens wijzen borden je de weg.
 

Ladenburg is een pittoresk stadje met Romeinse en middeleeuwse restanten.

Onenigheid
Carl Benz presenteert in 1886 een voertuig met een verbrandingsmotor en wordt daarom, met Gottlieb Daimler, als de vader van de auto gezien. In Mannheim vestigt hij zijn fabriek, die in 1926 zal samengaan met het bedrijf dat voortkomt uit de activiteiten van Daimler. Als verschillende andere autopioniers kan Benz zijn plek niet goed vinden binnen een bedrijf waar ook anderen wat te zeggen hebben. Na onenigheid met zijn compagnons richt hij op 6 juni 1906 een nieuw bedrijf op voor het maken van automotoren: C. Benz Söhne. Hij vindt bedrijfsruimte in Ladenburg, aan de rand van Mannheim. Het gezin verhuist mee. Volgens de akten kopen Carl en zijn vrouw Bertha op 21 juni 1905 een woning voor 48.500 goudmarken. Door de jaren heen volgen een paar verbouwingen. Die geven het huis het huidige aanzien. Carl woont er tot zijn dood op 4 april 1929, Bertha tot haar overlijden op 5 mei 1944. Het pand blijft familiebezit tot 1969, waarna de gemeente het aankoopt. Daimler-Benz neemt het in 1985 over. Een plaquette aan de muur attendeert voorbijgangers op de beroemde bewoner. Iedere zondag is het huis te bezichtigen. Het plein voor het huis is naar de autobouwer genoemd. Even verderop is in het park een gedenkteken voor hem opgericht. De ereburger krijgt alle aandacht.
 

Ladenburg eert zijn beroemde inwoner met een plein waaraan zijn voormalige woonhuis staat.

Het huis van Carl Benz en zijn vrouw Bertha is op zondag voor het publiek toegankelijk.

In het nabije park staat dit gedenkteken: de oude meester werd ereburger van het stadje.

Auto’s
In 1908 verlegt de onderneming de aandacht naar het maken van complete auto’s. Dat wil zeggen: een rollend chassis met motor. Voor het koetswerk worden gespecialiseerde ondernemingen ingeschakeld, zoals Drauz in Heilbronn.
Elke auto is gemaakt zoals de klant dat wil. De klant van de laatste twee modellen is Benz zelf. De auto’s zijn bewaard gebleven en in de collectie opgenomen. Anders dan August Horch die zijn eigen naam niet op zijn auto’s mocht zetten en moest uitwijken naar een Latijnse vertaling, staat er trots ‘C. Benz Söhne’ op de radiator. Het bedrijf telt in die tijd 150 werknemers. Van massaproductie is geen sprake. Tot aan het einde in 1924 worden zo’n 300 auto’s afgeleverd.
 

De modellen van Benz Söhne en het oorspronkelijke bedrijf van Benz bestonden naast elkaar. Het ging om twee merken.

De fabriek in vroeger tijden en aan het begin van de opknapperiode, met de naam nog op de gevel.

Autoverzamelaar
Een glimmend bord naast de ingang vermeldt dat het museum partner is van het Mercedes-Benz Museum. Een aantal geëxposeerde auto’s komt uit de historische collectie van het merk. Het museum is echter een particulier initiatief. In 2004 koopt autoverzamelaar Winfried Seidel het pand van de familie Benz. Vanaf de tijden van Carl Benz is het gebruikt als fabriek. De firma is al die jaren blijven bestaan als toeleverancier van de automobielindustrie. Tot in deze eeuw maakt men onderdelen van assen en chassis voor Mercedes-Benz. De ruimte blijkt echter steeds ongeschikter voor een moderne onderneming. Het bedrijf verhuist naar elders in Ladenburg. Seidel wil voorkomen dat het pand verloren gaat en wil het gebruiken om er zijn collectie oude auto’s in onder te brengen. Hij laat het gebouw opknappen en krijgt daarbij financiële steun van DaimlerChrysler. In september 2005 gaan de deuren voor het publiek open.
(De firma C. Benz Söhne zet de activiteiten voort, maar wordt slachtoffer van de economische crisis. Najaar 2009 moet het bedrijf het faillissement aanvragen. Dertig personeelsleden verliezen hun baan. Er is verbitterdheid dat DaimlerChrysler het bankroet niet heeft willen vermijden terwijl wel twee miljoen is neergeteld voor het museum.)
 

Tot de verzameling behoren niet alleen modellen van (Mercedes-) Benz.

Eén van de andere merken is een Opel uit 1911 (rechts).

De foto toont de fabriek in vroeger tijden.

C of K
We schrijven nu wel steeds “Carl Benz”, maar in menig geschiedenisboek staat de voornaam met een K. Wat is nou juist? Het antwoord is niet zo eenvoudig. In het geboorteregister van Karlsruhe staat dat op 25 november 1844 werd geboren Karl Friedrich Michael Vaillant. Hij kreeg de achternaam van zijn toen nog ongehuwde moeder. Twee jaar na de geboorte van Karl kwam zijn vader om bij een treinongeluk. Om hem te blijven herinneren veranderde de naam in Karl Friedrich Benz. Dat is ook de naam die voorkomt bij de eerste octrooitoekenning in 1880. Een patentaanvraag van twee jaar later maakt echter melding van C. Benz. In die tijd is het chic om namen op de Franse wijze te schrijven. Zo gaat ook Benz over op Carl, zoals zijn handtekening en de naam van zijn firma laten zien. In de museumfolder verklaart Mercedes-Benz voor de K te kiezen. (Helemaal consequent gebeurt dat niet. In een boekje over Model III, van de Daimler Heritage, staat overal een C.) Voor het museum is dit geen kwestie: het is gewoon Carl Benz. Of liever: Doktor Carl Benz, zijn eredoctoraat van 1914 onderstrepend.
 

Portret en bronzen hoofd van Carl Benz en rechts de directiekamer waar de besluiten over de fabriek werden genomen.


Voetbalplaatjes
Bij binnenkomst krijg de bezoeker een rond toegangskaartje met een autoplaatje, eentje uit een hele serie. Een Sammelkarte. Of dat zo werkt, is te betwijfelen. Het zijn geen voetbalplaatjes van Albert Heijn! De man bij de kassa schrijft achterop de datum. Waarom? Ter herinnering aan het bezoek of voor de controle? Dat laatste lijkt onwaarschijnlijk. Zo onoverzichtelijk is het niet. De man kan er zich niet druk om maken. Hem is opdracht gegeven de datum in te vullen en dus doet hij dat.
Direct bij binnenkomst valt het oog op de twee stamvaders van de automobielbouw: een replica van de eerste Benz uit 1886 en een Type III van twee jaar later. Een bronzen hoofd van Benz en foto’s aan de wand maken het eerbetoon compleet.
Er wordt beweerd dat Bertha Benz met dit Type III op 5 augustus 1888 met haar twee zonen de beroemde rit van Mannheim naar Pforzheim reed. In uitingen van Mercedes-Benz staat echter bij het verhaal van die rit vaak het eerste model afgebeeld. Het maakt het verhaal niet minder boeiend. De kinderen zijn dan 14 en 15 jaar oud. Terwijl Carl ligt te slapen, vertrekt ze in alle vroegte om haar moeder te bezoeken. Omdat ze alleen via vertrouwde wegen willen reizen, maken ze een hele omweg. Zonder noemenswaardige problemen bereiken ze het doel, onderweg bij apotheken brandstof tankend. De reis van 180 kilometer heen en terug krijgt veel publiciteit. Dat kan Carl Benz wel gebruiken. Het loopt nog niet storm met kopers voor zijn vinding.
 

Een replica van de eerste Benz uit 1886 (links) en het Type III uit 1888 (rechts), de oudste bewaard gebleven originele Benz.

Waarschijnlijk maakte Bertha Benz met zo'n auto de reis in 1888 van Mannheim naar Pforzheim en terug.

Een Benz-vrachtwagen van het begin van vorige eeuw.

Vijf pond
Het Type III in het museum is een bijzonder exemplaar. Het is in 1888 gemaakt en verkocht aan de Parijse handelaar Emile Roger die de auto exposeert tijdens de wereldtentoonstelling in de Franse hoofdstad. Een Engelsman haalt de wagen naar de overzijde van het Kanaal. Daar wordt die in 1913 voor vijf pond verkocht aan het Science Museum. De conservator rijdt er geregeld mee op de openbare weg. Daarom krijgt de Benz een kenteken: A250. In 1957 volgt een grondige restauratie, maar tijdens de jaarlijkse klassiekerrit van Londen naar Brighton is er een aanrijding. De schade is gelukkig beperkt. Het jaar erop haalt de auto de eindstreep. Jaren staat de Benz in Londen. In 2007 geeft het Britse museum de auto in bruikleen aan het museum in Ladenburg. Het is de oudste originele Benz die bewaard is gebleven, aldus de afdeling Heritage van Daimler. De eerste Benz die in het Verkehrszentrum van het Deutsches Museum in München staat, rekent men kennelijk niet mee. Daar is wat voor te zeggen. De auto is eerst uit elkaar gehaald en in onderdelen weggelegd. Pas toen Carl Benz hem aan het museum wilde schenken, is hij weer in elkaar gezet.
 

De vroege modellen van Benz zijn bij elkaar gebracht op het naar hem vernoemde pleintje.

De ontwikkeling van koetsmodel naar echte auto in een paar jaar tijd.

Een Benz Viktoria (gemaakt tussen 1892 en 1898).

De lichtere, goedkopere Benz Velo, waarvan er tussen 1894 en 1902 zo'n 1200 werden gemaakt.

De modellen die C. Benz Söhne aanboden. Het museum bezit de twee laatste gemaakte modellen.

De fabriek maakte alleen het chassis en de motor. Het koetswerk werd elders naar de wens van de klant gemaakt.

Een recente aanwinst: Benz 10/30 uit 1914 met koetswerk van Smith A Weddington. 

Gebroederlijk
Het museum heeft verschillende afdelingen. Op de Dr.-Carl-Benz-Platz staan de modellen die de naam van hun schepper dragen. Bekende typenamen komen voorbij: Viktoria, Vélo, Ideal. In het begin zijn het nog paardenloze koetsen. Benz begint met drie wielen en een motor achterin. Het vierde wiel komt er al heel snel bij, maar ook dan zit de motor nog achter, deels onder de zitplaatsen. Na de eeuwwisseling kiest ook Benz voor de opstelling die gemeengoed wordt: motor voorin, passagierscompartiment daarachter en aandrijving op de achterwielen.
De auto’s uit Mannheim en Ladenburg staan hier gebroederlijk naast elkaar alsof er nooit onmin is geweest. Dat het bedrijf uit Mannheim al vroeg veelzijdig is, bewijzen een oude vrachtwagen en de Prinz Heinrich racewagen van 1910. Die laatste staat in de Boxenstopp, waar verschillende oude en moderne racewagens bij elkaar staan. De racewagen die successen behaalde op de Avus-renbaan van Berlijn is nagebouwd met originele onderdelen.
 

Schitterende modellen van Mercedes-Benz in het Mercedes-straatje. 

Alle auto's zijn puntgaaf gerestaureerd.

Vooraan staat de Mercedes-Benz 170 zescilinder uit 1934.

De Mercedes-Benz 170H uit 1937 had de motor achterin. Het was geen succes.

Mercedes-Benz 230 uit 1936.

Mercedes-Benz 230 Cabriolet 1938 waarin veel hout in het interieur is verwerkt.

De eerste naoorlogse modellen deden nog denken aan de jaren dertig. Hier een Mercedes-Benz 170S Cabriolet 1950.

Mercedes-Benz 170S met dieselmotor van 1953.

De Mercedes-Benz 300 heette destijds in de volksmond de Adenauer-Mercedes.

Het laatste model van de 300-reeks als cabriolet; deze exclusieve uitvoering heeft rechts stuur.

De Mercedes-Benz 260 type Stuttgart van 1929 is gebaseerd op een ontwerp van Ferdinand Porsche.

Een 170V van 1939 met een houtskoolgasgenerator. Dit accessoire werd door de fabriek aangeboden voor RM 1000,-.

De Benz Prinz Heinrich Rennwagen van 1910. 

Benz was in die tijd de concurrent van Daimler. 

De Avus Rennwagen uit 1921 ging verloren maar werd opnieuw opgebouwd met originele onderdelen.

Links een sportversie van de Mercedes-Benz 170 uit 1931, rechts de 190SL in sporttenue. 

Puntgaaf
Onder het straatnaambordje Mercedes-Allee staan voor- en naoorlogse klassiekers van Mercedes-Benz, keurig achter elkaar. Vooraan staat een zescilinder 170 uit 1934, helemaal achteraan de Adenauer 300 uit de jaren vijftig. Alle modellen zijn puntgaaf opgeknapt. Opmerkelijk is de 170H met motor achterin. De Mercedes was geen succes, terwijl de Volkswagen Kever het concept later onsterfelijk maakt. Minstens even opvallend is de Mercedes-Benz 170VG met houtskoolgasgenerator. Als door de oorlog benzine schaars wordt, zoekt men naar alternatieve brandstoffen. Dit is er één van. De generator werd door Mercedes-Benz zelf op de markt gebracht en kostte destijds 1000 Reichsmark.
Op de afdeling tweewielers staan tal van historische motorfietsen en scooters. De Messerschmidt Kabinenroller met drie wielen verbindt de wereld van het onoverdekte vervoer met die van de echte naoorlogse auto’s.
 

De naoorlogse economische mobiliteit begon met motorfietsen en dwergauto's.

Geboortejaar
Hoewel het merendeel van de auto’s de merknamen Benz, C. Benz Söhne of Mercedes-Benz draagt, staat er ook een handvol andere merken. Seidel begon zijn verzameling met een Adler uit 1939, zijn geboortejaar. Hij kocht daarna onder meer een Sears van 1906, een Opel uit 1911, een Hanomag Komissbrot en een Volkswagen Kever, nog met gesplitste achterruit. Op zich is zo’n auto niet echt zeldzaam. Een bijzonder accessoire trekt de aandacht: een op de kofferklep geschroefd schildje dat ervoor moet zorgen dat de voorruit bij regen schoon blijft. Ongetwijfeld was de theorie mooier dan de praktijk. We zijn het nooit meer tegengekomen.
 

Drie belangrijke modellen uit de Duitse autohistorie bij elkaar gebracht.

Hanomag Kommissbrot, een goedkope auto in de jaren twintig.

Deze Adler was het begin van de collectie.

Deze Kever heeft een accessoire dat bij regen de voorruit schoon moet houden.

Informatieve panelen geven inzicht in de ontwikkeling van de auto, waaronder racewagens.

Informatiezuil
Op deze zaterdagmiddag in oktober is er nog redelijk wat aanloop. Alle bezoekers lijken belangstelling te hebben voor de details en de achtergronden. Er is ook veel te zien en te lezen. Informatiepanelen geven een beeld van de autohistorie. Talloze foto’s uit lang vervlogen tijden laten zien hoe het werken in fabrieken toen was. Delen van een nagebouwde werkplaats tonen het gereedschap van destijds. Vitrines met ongesorteerde schaalmodellen en allerlei curiosa brengen de sfeer die past bij een particulier museum. Via een moderne interactieve informatiezuil met beeldscherm vertelt eigenaar en verzamelaar Seidel over zijn passie, de historie en de verschillende modellen. Zijn belangrijkste boodschap is wel dat dit gebouw op deze plaats voor de toekomst behouden moet blijven. De oude meester, wiens naam inmiddels uit de concernnaam is verdwenen, verdient een dergelijk eerbetoon. Niemand zal hem tegenspreken. Het moet hem deugd doen dat zijn missie door Daimler wordt erkend. Automuseum Dr. Carl Benz is opgenomen in de reeks historische plaatsen die het concern als bakermat van zijn huidige positie beschouwt.


 

Achter het museum staat onder een afdakje nog een bijzondere auto: een Tsjechische Praga.
 

  Bijlage

Een museum in een oude fabriek: het is wel bijzonder, maar niet uniek. Het Škoda-museum in Mladá Boleslav is gehuisvest in de werkplaats waar oprichters Laurin & Klement hun motorfietsen maakten. De Automobile Welt Eisenach heeft onderdak gevonden in een oude fabriek van BMW en Wartburg en de vooroorlogse Audi- (en naoorlogse Trabant-)fabriek in Zwickau doet nu dienst als August Horch Museum.De showroom van Opel in Rüsselsheim met enkele klassiekers maakt onderdeel uit van het fabriekscomplex van 1912. En dan niet te vergeten ons eigen Daf-museum in Eindhoven, in een oude brouwerij waar Hub van Doorne ruimte kreeg voor zijn eerste werkplaats. Historische grond vind je dus ook elders.