Studebaker/Packard-bijeenkomst

Bleiswijk (NL)




●  Bijeenkomst merkenclub  
●  Auto's van drie merken 
●  Korte historische achtergrond
●  Foto's van de modellen
●  Regen als spelbreker 


mei 2024
 

  


Goed weer kun je niet organiseren   
 

De Studebaker Packard Club Nederland had vast mooier weer in gedachten toen het bezoek aan de Dutch Packard Collection van Bert Roubos in Bleiswijk werd voorbereid. Al vroeg in de middag daalde het water in grote hoeveelheden neer over de opgestelde auto's. Jammer, want op de mooie parkeerplaats naast het museum stond een interessant stuk Amerikaanse autohistorie uitgestald, als mooie aanvulling op de collectie binnen. De opzet en organisatie van de dagen waren dik in orde, maar het weer laat zich niet organiseren. Niettemin was het voor bezoekers een waardevolle bijeenkomst. 
 


De weerapp is op Tweede Pinksterdag van 2024 onbetrouwbaarder dan de slechtst onderhouden oude auto of een balletje-balletje speler in een drukke toeristenstad. De vooruitzichten voor deze maandagmiddag waren op zich redelijk goed. Pas aan het eind van de middag zou er regen komen, is ons voorgespiegeld. Omdat Bleiswijk een klein half uurtje fietsen is, blijft de auto thuis. Vlak voordat ik bij de bestemming ben, rond een uur of één, voel ik al enkele druppels. Een goed uur later regent het hard. De buienradar voorspelt aanvankelijk een droge periode daarna, maar tussentijds verandert het beeld. Niet voor zessen zal de regen weggetrokken zijn. Een ervaring rijker en een illusie armer: ondanks alle computertechnologie zitten de voorspellers er vandaag goed naast. Uiteindelijk is er geen andere keuze dan een natte terugweg. Een hele natte. Mijn zomerjack doet geen enkele moeite om te bewijzen niet waterdicht te zijn. Een dag later hangt mijn spijkerbroek nog aan de lijn te drogen. Schoenen, sokken en zelfs mijn onderbroek zijn doorweekt. Toegegeven, het is klein leed in een wereld vol problemen. Bovendien was het bezoek waardevol. De eerste drie kwartier heb ik tussen de druppels door toch een mooie indruk gekregen van de auto's van de clubleden. En de Packards in het museum nog een keertje bekijken, is nooit een straf.
 

De auto's staan keurig in het gelid, op volgorde van bouwjaar. In totaal zijn er 22 auto's te zien.

 

Respect
Dat de leden van de Studebaker Packard Club Nederland als bestemming van hun ledenbijeenkomst Bleiswijk hebben gekozen, is begrijpelijk. De Packard-collectie van Bert Roubos is buitengewoon fraai en interessant. Zijn liefde voor het merk is onbegrensd en wat hij bijeen heeft gebracht, dwingt ook in Amerika respect af. Net als zijn kennis over historie en achtergronden. Tijdens een eerder bezoek heb ik gemerkt hoe hij zich in het merk heeft verdiept. De vrienden van zijn collectie houdt hij op de hoogte via nieuwsbrieven. Binnenkort komen er twee Packards uit de beginjaren bij. Hij is trots dat hij ze heeft kunnen bemachtigen.
De clubleden zijn minder eenkennig. De club staat open voor auto’s van beide merken, maar ook modellen met componenten van een van die merken zijn welkom, lees ik op de welkomstbanner. Net als merken die er op een of andere manier mee zijn verbonden, zoals Pierce Arrow of Rockne. Sterker nog: de club is ruimhartig en wijst eigenaren van kleinere Amerikaanse merken niet de deur. Denk daarbij aan Kaiser, Willys en AMC. Op de parkeerplaats staan vandaag auto’s van Studebaker en Packard, aangevuld met één Kaiser.
 

Clubleden worden welkom geheten op de locatie van de Dutch Packard Collection. 

Boven en onder: de collectie van Bert Roubos is indrukwekkend. 

 

Packard
Hoe zat het ook alweer met de relatie tussen Packard en Studebaker? Bert Roubos heeft tijdens een eerste bezoek aan zijn collectie de historie van Packard kort uit de doeken gedaan en in het Studebaker-museum in Amerika kwamen we meer te weten over dat merk.
In 1899 presenteerde James Ward Packard (1863-1928), fabrikant van elektrische apparaten, zijn eerste auto. De markt was onder de indruk van de kwaliteit. Aanvankelijk produceerde het merk ééncilinders, maar al snel kwamen er vier- en zescilinders. In 1915 introduceerde de fabriek een twaalfcilinder, een noviteit. De ervaring met grote motoren had Packard opgedaan met de fabricage van vliegtuigmotoren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook tussen 1942 en 1945 werd Packard met vliegtuigmotoren een belangrijke leverancier van de Amerikaanse luchtmacht. Kwaliteit was een constante grootheid. In de Amerikaanse autowereld werden ‘de drie P’s’ (Packard, Peerless en Pierce-Arrow) het synoniem voor hoogwaardige automobielen. De jaren twintig en dertig vormden de bloeiperiode van Packard. Samen met de befaamde achtcilinder lijnmotoren werden de twaalfcilinders het visitekaartje van het prestigieuze automerk. In de hoogtijdagen leverde Packard meer auto’s af dan de grote concurrent Cadillac.
 

 

Studebaker
Lang voordat Packard met het maken van auto's startte was Studebaker actief en gerenommeerd als koetsenbouwer. De familie startte in 1852 met het maken van allerlei soorten wagens en koetsen. In 1880 was het de grootste fabrikant in zijn soort van het land. Hoge kwaliteit was ook kenmerkend voor Studebaker. President Lincoln was een van de klanten. Vanaf 1902 kwamen auto’s in beeld. In het begin koos Studebaker voor elektrische aandrijving, maar al snel volgden modellen met een benzinemotor. In 1911 stopte de productie van elektrische auto’s en in 1919 werd de laatste koets afgeleverd. De autofabriek verhuisde naar South Bend in de staat Indiana. Net als bij Packard waren de gloriejaren die tussen de beide wereldoorlogen. Studebaker maakte luxe automobielen voor welgestelde Amerikanen.
Na de Tweede Wereldoorlog kregen de kleinere Amerikaanse merken als Packard en Studebaker het moeilijk. De Grote Drie (General Motors, Ford en Chrysler) domineerden de thuismarkt. Hun aanbod varieerde van modellen voor de modale Amerikaan tot het luxe segment, met hun merken Cadillac, Lincoln en Imperial. In eerste instantie kwam Studebaker krachtig terug. Het merk kwam al snel met nieuwe ontwerpen en nam daarmee een voorsprong op de concurrentie. Ontwerpers Raymond Loewy en Virgil Exner presenteerden spraakmakende modellen. De opkomende lucht- en ruimtevaart was vaak een inspiratiebron voor de ontwerpteams.
Over de hele linie ging het economisch echter niet goed. De enige mogelijkheid om te overleven was een overname door Packard. Dat gebeurde in 1954. Echt sterk was die nieuwe onderneming echter ook niet. Weliswaar had Packard een eigen automatische versnellingsbak ontwikkeld en bood als eerste autofabrikant in 1940 een airconditioning aan, maar dat was onvoldoende voor succes. Na de fusie werden activiteiten en modellen gebundeld. De succesvolle typen Studebaker werden ook als Packard verkocht. In 1958 hield Packard als automerk op te bestaan, begin jaren zestig gevolgd door Studebaker. In latere jaren werd getracht het merk nieuw leven in te blazen. In de collectie van Bert Roubos staat een uniek prototype van een nieuwe twaalfcilinder. Verder dan dit ene proefmodel is het nooit gekomen.
 

 

Chronologisch
Terug naar Bleiswijk. Bij aankomst zijn het nog maar een paar druppels regen. Het wordt wel snel donkerder. Het is nu nog mogelijk alles te bekijken en wat foto’s te maken. De leden van de Studebaker Packard Club hebben hun auto’s netjes in het gelid gezet en ook nog eens in chronologische volgorde. Helemaal achteraan staan de twee oudste auto’s, een Studebaker Big Six uit 1924 en een Packard 733 uit 1930. Nu het nog kan staan de motorkappen open. De Packard is een luxe tweezitter, met een speciale ruimte voor de golfclubs. Op zaterdag 11 mei deed de auto nog mee aan de 36e Elfsteden Oldtimerrally in Friesland.
Uit 1937 stamt een Studebaker President, een grote luxe limousine met vloeiende lijnen, duidelijk veel moderner dan de auto’s uit het begin van de jaren dertig. Vormgeving was in enkele jaren veel belangrijker geworden. De auto ernaast is eenzelfde type, maar dan vier jaar jonger. De traditionele verticale radiatorgrille heeft plaatsgemaakt voor een horizontale en de koplampen zijn opgenomen in het koetswerk. Waar het oudere model nog sterk afgeronde raamlijsten heeft, zijn ze hier strakgetrokken.
De imposante Packard Super Clipper van 1947 heeft deels nog de vooroorlogse lijnen in zich, maar is toch de opmaat naar de modellen van de jaren vijftig. De grote, smalle, verticale grille is nog een ode aan de tijden van weleer. Vergeleken met de jaren die komen gaan, is de uitvoering nog sober. Op de motorkap staat een gestileerde versie van de mascotte van voor de oorlog.
 

De oudste auto is een Studebaker Big Six uit 1924.

Een schitterende Packard 733 uit 1930, uit de hoogtijdagen van het merk.

Aan de vorm van de radiator herken je het merk direct. Onder de kap huist een achtcilinder motor.

Een grote auto, maar de bagage gaat in een extra koffer achterop.

Links de bekende radiatormascotte van Packard, rechts ruimte voor golfclubs.

Deze Studebaker President is zeven jaar jonger dan de auto hierboven. Wat een verschil!  

Een bagageruimte is onderdeel van de carrosserie geworden. 

Bij de President van 1941 - het laatste vooroorlogse model - zijn de koplampen in de spatborden opgenomen.

De Super Clipper van 1947 combineert traditionele lijnen met vormgeving die komen gaat in de jaren vijftig.

Typeaanduiding aan de zijkant.

De achtcilinder motor heeft een inhoud van bijna 6 liter. De auto weegt 2000 kilo.
 

Sensatie
De auto ernaast is net zo welkom en interessant als de andere, maar valt toch enigszins uit de toon. Het is een Kaiser Vagabond uit 1949. Kaiser Motors produceerde personenwagens tussen 1945 en 1953. In dat laatste jaar fuseerde de onderneming met Willys-Overland, de producent van de befaamde Jeep. Vooral de achterkant van de Vagabond is interessant. De auto wordt gezien als de eerste Amerikaan met een (tweedelige) grote achterklep zonder dat sprake is van een station wagon. Het reservewiel staat rechtop tegen de linker achterdeur.
De voorkant van de Studebaker Commander van 1950 was destijds een regelrechte sensatie en trekt nog steeds de aandacht. Geen normale grille, maar een grote, verchroomde ring die je op een vliegtuig verwacht. Het is alsof de propellers er even zijn afgehaald. Een jaar later is het geheel wat minder extreem en zien we een traditioneler grille aan het front toegevoegd. Opvallende elementen van de Commanders zijn de halfronde achterruit (in 1950 nog in twee delen gesplitst) en aan de achterkant scharnierende achterdeuren. Bij de Champion Convertible van 1952, enkele auto’s verderop, is weer sprake van een veel traditioneler vormgegeven voorkant. De lage, horizontale grille is één met de voorbumper. Deze auto is destijds nieuw afgeleverd in Portugal. Er zijn er slechts drie van in Europa.
De jaarlijkse veranderingen passen in de Amerikaanse traditie, vooral aangemoedigd door de chefontwerper van General Motors, Harvey Earl. Jaarlijkse modelwijzigingen wakkeren de verkoop aan, was de filosofie. Zo zag je buurman direct dat je een nieuwe auto had.
 

Een buitenbeentje vandaag: Kaiser Vagabond 1949.

Geen afzonderlijke achterspatborden meer. Een nieuwe lijn heeft ingezet. 

Door de grote tweedelige achterklep krijgt de auto eigenschappen van een station wagon zonder het te zijn.

De spectaculaire voorzijde van de Studebaker uit 1950, duidelijk geïnspireerd door de luchtvaart.

De achterdeuren van de Studebaker Commander scharnieren aan de achterzijde.

Een ander opvallend stijlkenmerk: de halfronde achterruit, nog wel uit twee delen bestaand.

In 1951 is aan de voorzijde een traditionelere grille toegevoegd.

De voor- én achterruit bestaan nu uit één deel. De spijlen zijn verdwenen. 

Niet op de parkeerplaats, maar aan de andere zijde staat nog een Commander.

De bijzondere voorzijde heeft plaatsgemaakt voor een lage horizontale grille annex bumper.
 

Overtreffende trap
Om het geheel een beetje evenwichtig te houden, presenteert de club vervolgens twee Packards van 1951 en 1952, allebei zware vierdeurs sedans naar de mode van die tijd. Dergelijke sierstukken op de motorkap zouden vandaag de dag absoluut verboden zijn uit veiligheidsoverwegingen. In die tijd gold nog: hoe opvallender, hoe beter. Bij het jongste model loont het ook de achterkant goed te bekijken met de in drie delen gesplitste achterruit.
Een forse stap luxer is de groene Patrician van 1953, maar de overtreffende trap is ongetwijfeld het model van 1956. Amerikaanser kun je het nauwelijks hebben. Lang, breed, panoramische voorruit, naar de luchtvaart verwijzende bumpers, tweekleurig en veel verchroomde elementen. De merk- en typenaam zijn met goudgekleurde letters aangebracht. Dit is een van de laatste grote Packards die gebouwd zijn en eentje met een motor met de meeste pk’s. Het merk wilde er concurrent Cadillac mee aftroeven, maar de potentiële klantenkring was er niet voldoen van overtuigd dat dit de betere koop was. Op 25 juni verliet de laatste auto de fabriek in Detroit.

Rechts een Packard 200 De Luxe uit 1952.

Een Packard Model 300 uit 1951. De chronologie klopt hier niet helemaal.

Ultramatic was de naam van de eigen automatische versnellingsbak van Packard, in 1949 geïntroduceerd. 

Een grote gebogen achterruit, uit productietechnisch oogpunt nog uit drie delen opgebouwd.

Packard Patrician 1953. 

Een typische jaren vijftig Amerikaan. Let op het grote sierstuk op de motorkap.

Een van de laatste Packards, de Patrician van 1956.

Het merk kon de concurrentie met de grote Amerikaanse merken niet bolwerken. 

Merk- en typenaam in vergulde letters op de flanken. 

In alle opzichten een indrukwekkende verschijning.

Jonge dame
Voor velen is de naam Studebaker nauw verbonden met de fraai gelijnde coupé die Loewy en Exner (de eerste ging altijd met de eer strijken) begin jaren vijftig tekenden. Laag, slank en aantrekkelijk, als een mooie jonge dame. Maar in de slechte Amerikaanse traditie werd ze jaar op jaar dikker en minder aantrekkelijk. De jaarlijkse modelveranderingen zijn hier mooi te zien, met een nog ranke Commander uit 1955 tot en met de Golden Hawk van 1957 met goudgekleurde staartvinnen. Het model had in de tussentijd een hogere motorkap gekregen om ruimte te scheppen voor een grotere motor. Op het laatst werd Brooks Stevens ingeschakeld voor een ‘make over’ wat resulteerde in een recht getrokken bovenzijde en een Mercedes-achtige grille. Hoe kun je van een prachtig ontwerp zo’n mismaakt model maken, denken we nu. Destijds werd er vast anders over gedacht.
 

Voor veel mensen zijn dit dé bekendste Studebakers van na de oorlog.

De Commander hardtop van 1955 heeft al meer chroom en opsmuk dan het oorspronkelijk ontwerp. 

De President is een andere uitvoering van in beginsel dezelfde auto.

Opvallende, glimmende sierstrepen op de flanken.

Om ruimte te bieden aan een grotere motor werd de motorkap verhoogd. Deze Power Hawk is van 1956.

Studebaker Golden Hawk uit 1957. De Golden Hawk is een hardtop, de Silver Hawk een coupé.

De ontwerpers van destijds vonden dat ze mee moesten doen met de mode van de staartvinnen.

De laatste grote facelift door ontwerper Brooks Stevens. Bouwjaar van de Hawk Gran Tourismo is 1962.

Met name de bovenzijde van de auto heeft een heel andere uitstraling gekregen. 

Zoals Mercedes-Benz zijn ster heeft op de radiatorgrille, zo heeft dit model een gestileerde S.
 

Compact
We komen bij de nadagen van Studebaker. In 1959 maakte het merk nog even een opleving mee. Als antwoord op de kleine, handige auto’s uit het buitenland – waaronder met name de Volkswagen Kever – presenteerde het merk de Lark. Met succes. De teruglopende verkoopcijfers werden omgebogen. De lijn ging weer omhoog, maar niet voor lang. Ook de Grote Drie ontwikkelden een compacte auto. Chevrolet kwam met de Corvair, Plymouth met de Valiant en Ford bracht de snel populaire Falcon op de markt.
Een laatste poging om het oude merk overeind te houden was de Avanti, een markant gevormde sportwagen met een kunststof carrosserie. Het concept trok veel aandacht maar kon het tij niet keren. Nog altijd is het een blikvanger van de eerste orde. De grote achterruit en grilloze voorkant spreken tot de verbeelding.
 

Als compacte Amerikaan was de Lark een succesvol model bij de introductie.

Deze Lark Daytona Convertible is van 1962, het jaar dat de succesvolle Ford Falcon werd gepresenteerd.

Het laatste model van Studebaker, de Avanti. Spectaculair vormgegeven en met een kunststof carrosserie.

Let op de grote achterruit en de voorzijde zonder grille.
 

Te koop
De lucht wordt steeds donkerder. De auto's staan er verlaten bij. De buienradar geeft aan dat het de komende uren niet meer droog zal worden. De deelnemers aan de clubdag zoeken heil in het museum of de naastliggende garage, waar de hele dag al koffie met koek wordt aangeboden. Daar staan trouwens nog een Buick, een DeSoto en een Packard. Ze zijn te koop, voor de liefhebber. Bert wil ervan af.
Langzaamaan zoeken de clubleden hun auto op om naar huis te gaan. Gastvrouw Louise komt met paraplu's. Voor de eenzame fietser zit er niets anders op dat het weer te trotseren.
Ondanks de regen was het een geslaagde dag. De clubleden en gasten van buiten hebben kunnen genieten van bijzondere auto's. Bert en zijn vrouw Louise hebben er alles aan gedaan om er een gedenkwaardige dag van te maken, maar het weer hebben zij als perfectionisten ook niet in de hand.


 

De Buick staat te koop...

...net als deze DeSoto coupé... 

... en Bert Roubos wil zelfs van deze Packard afscheid nemen.

 


 

  Bekijk ook:

 

 

Van snackkeizer tot autokoning

  Ontmoeting met een bijzondere ondernemer met een
schitterende collectie Packard-automobielen,
opgesteld in zijn eigen museum in Bleiswijk.

oktober 2022 - laatste aanvulling september 2025

 

Studebaker in een hoge versnelling   
 
Het Studebaker National Museum in
South Bend neemt je mee door de historie van
dit ooit beroemde Amerikaanse automerk. 
 
 
mei 2022